Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

DELTA

betekenis & definitie

wordt een stuk land genoemd, dat door sedimentatie aan de mond van een rivier gevormd is. De naam is afkomstig van de delta van de Nijl, die driehoekig is, en in vorm aan de 4de letter van het Griekse alphabet (𝛥) herinnert.

Het ontstaan van een delta en haar vorm zijn van verschillende factoren afhankelijk:1. de hoeveelheid en de korrelgrootte van het door de rivier getransporteerde puin (rolstenen, zand, slib);
2. het al of niet aanwezig zijn van getijstromen in het waterbekken, waarin de sedimentatie plaatsgrijpt;
3. de stand van de kust ten opzichte van de waterspiegel van het bekken (daling, stilstand of rijzing).

De eenvoudigste vorm van een delta zal dus daar te vinden zijn, waar geen getijstromen aanwezig zijn en het land ten opzichte van de waterspiegel stilstaat; dit is gewoonlijk het geval bij delta’s, die in meren gevormd worden. De groei van dergelijke meerdelta’s is afhankelijk van de vorm van het meerbekken en van de hoeveelheid door de rivier aangevoerd puin. Door metingen in Zwitserse meren is de groei van delta’s en tevens het bedrag van de erosie in het stroomgebied van de rivieren vastgesteld. Metingen werden verricht aan de delta van de Linth in de Walensee, van de Aare in de Bielersee en van de Rijn in de Bodensee.

Hieruit volgt, dat aanvankelijk gesedimenteerd wordt in het verlengde van het laatste riviergedeelte en dat later de stroom zich splitst, waar hij tegen zijn eigen afzettingen aanbotst, waardoor op de duur een waaiervormige delta ontstaat. Onder water bezitten de afzettingen een steile helling; gedurende hoogwater op de rivier wordt grof materiaal op de delta afgezet, bij laagwater fijner puin. Boven de meerspiegel wordt grof puin in nagenoeg horizontale lagen gesedimenteerd.

Deltavorming door grote rivieren in zee verschilt van het even behandelde in de eerste plaats door de kleinere korrelgrootte van de, door het rivierwater getransporteerde, stoffen en voorts door het verschil in soortelijk gewicht van rivier- en zeewater. Het rivierwater vermengt zich niet spoedig met het zeewater, zodat het kilometers ver over het zoute water in zee stroomt, hetgeen veelal aan het meegevoerde slib te zien is. De fijne sedimenten zullen daarom verder in zee getransporteerd worden dan in zoet meerwater, zodat onder overigens gelijke omstandigheden een delta in zeewater verder uit de kust zal reiken dan in zoet meerwater. De golfwerking is op zeekusten aanmerkelijk sterker dan op meerkusten, en, aangezien golven dikwijls scheef op de kust gericht zijn, vindt door golven zijdelingse verplaatsing van zand langs de kust plaats.

Deze invloed stoort de eenvoudige deltavorm. Hoe geringer de getijwerking aan kusten is, des te meer zal een rivierdelta in zee in horizontale projectie op een meerdelta gelijken. Een regelmatige waaiervorm bezit bijv. de delta van de Koetei-rivier in Oost-Borneo, terwijl de delta van de Mississippi zich, sterk vertakt, zeer ver in zee uitstrekt. Getijstromen hebben in beide gevallen weinig vat op de riviersedimenten, omdat zij zwak zijn.

Geheel anders is het beeld van een delta in een ondiepe zee met sterke getijstromen. Deze verplaatsen de riviersedimenten zijdelings, zodat de regelmatige waaiervorm niet zal ontstaan. Talrijke delta’s zijn in lagunes gevormd, nadat in zee door de gecombineerde werking van getijstromen en golven een schoorwal gevormd werd, die het haff van de open zee scheidde. In de lagune is het water veel rustiger en kan deltavorming betrekkelijk ongehinderd plaatsgrijpen.

Zo heeft de Njemen een delta in het Kurische Haff gebouwd, de Weichsel door deltavorming het Frische Haff voor een groot gedeelte dichtgeslibd, terwijl de Oder bezig is hetzelfde te doen met het Oder Haff.



Daling
van de bodem heeft een grote invloed op de vorm van de riviermond. Bij sterke daling, waarbij de sedimentatie van de rivier het niet wint van de daling, kan geen delta ontstaan. Zwakke daling is vermoedelijk gunstig voor deltavorming, terwijl op een stilstaande kust deltavorming zolang zal plaatsvinden, als het verhang van de rivier nog transportmogelijkheden voor sedimenten biedt. Hieruit volgt, dat deltavorming slechts een stadium is in de ontwikkeling van een rivier.

Zolang materiaal in zee gevoerd wordt, kan onder bepaalde omstandigheden deltavorming optreden, maar dat houdt op, wanneer een rivier oud is, in de betekenis die Davis daaraan geeft (z dal).

De tegenstelling van een delta is een estuarium, een brede, trechtervormige riviermond, die daar ontstaat, waar de sedimentatie gering is in vergelijking tot de transportkracht van de stromen in zee. Vermoedelijk speelt in de meeste gevallen een betrekkelijk sterke bodemdaling een rol in de vorming en instandhouding van de estuaria. De Elbe en de Wezer bezitten typische estuaria. Om een riviermond te begrijpen is het dus nodig talrijke factoren te kennen.

Een beschouwing van een topografische kaart op grote schaal is niet voldoende.

Een geologische kaart levert reeds meer gegevens, maar slechts de gedetailleerde geologische kennis van de landstreek, waarin een riviermond ligt, zou ons in staat stellen het ontstaan der huidige vormen te verklaren. Nederland, voor een groot gedeelte de delta van Rijn, Maas en Schelde, behoort tot het type, dat achter een schoorwal in een lagune gevormd is.

PROF. DR B. G. ESCHER

Lit.: D. W. Johnson, Shoreprocesses and shore line development (New York 1919); P. Jakunof, Erforschung der Geschiebeund Schwerstoffbewegung in Deltamündungen und Flüssen (in: Wasserkraft und Wasserwirtschaft, Jg 27, 1932).

< >