Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

DELFZIJL

betekenis & definitie

gemeente in de Nederlandse prov. Groningen, groot 4665 ha met (1949) 10 822 inw., waarvan (1947) 3 pct R.K., 43 pct N.H., 13 ½ pct Geref.

K., 5 pct overige kerkelijke gezindten, 35 ½ pct geen kerkgenootschap. De bodem bestaat uit vruchtbare kleigronden, behalve in het Z., waar enig laagveen ligt, en is voor ruim 73 pct als bouwland, voor het overige als grasland in gebruik. Granen, peulvruchten en handelsgewassen (vnl. koolzaad en land- en tuinbouwzaden) vormen de voornaamste gewassen van de akkerbouw. De gemeente omvat, behalve het stadje Delfzijl en het daarmee vergroeide dorp Farmsum, de dorpen Weiwerd, Uitwierde, Heveskes, Oterdum, Meedhuizen en een aantal gehuchten.Het stadje Delfzijl (1947: 4944 inw. en met Farmsum 7921 inw.), vroeger een sterke vesting, ligt op 29 km afstand van Groningen aan de mond van de Eems en van het Damsterdiep en het voor schepen tot 2000 m3 bevaarbare Eemskanaal en heeft door deze kanalen en door de spoorlijn via Appingedam - Sauwerd verbinding met de stad Groningen, waarvan het echter niet als de voorhaven moet worden beschouwd. Via Delfzijl worden nl. de producten van en voor de Noordelijke provincies af- en aangevoerd, waarvan een deel is bestemd voor en afkomstig is van de stad Groningen. Ook mondt bij Delfzijl het afwateringskanaal van Duurswold uit. De haven is ruim (44 ha) en voor grote schepen toegankelijk.

De diepte bedraagt 4-9 ½ m —N.A.P., de toegangsgeul tot de Eems heeft eveneens die diepte. Het getijverschil bedraagt gemiddeld 2,78 m. De kadelengte bedraagt 460 m, de beschikbare loodsruimte 5500 m3. Het open opslagterrein beslaat een oppervlakte van 6000 m2.

De haven heeft een zeer goede spoorwegverbinding. Er zijn 3 stukgoedkranen (2 ton), 1 grijperkraan (4 ½ -8 ton), 2 grijperkranen (5-10 ton) en 2 brugkranen (5-10 ton). Deze kranen zijn eveneens geschikt voor het verwerken van stukgoederen. Alle werktuigen zijn van de modernste constructie, zgn. wipkranen.

De haven is in beheer bij de provincie Groningen. Verschillende landen hebben er consulaire ambtenaren. Delfzijl is een standplaats voor zeeloodsen en heeft een Zeevaartschool, benevens een Dagnijverheidsschool voor de kust- en binnenvaart van het Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart te Amsterdam. In 1948 kwamen 1511 zeeschepen met 1 587 922 bruto m8 inhoud de haven binnen.

Aangevoerd worden vnl. steenkolen, cokes (Engeland en Polen), kunstmeststoffen, kalksalpeter en kalkstikstof (Noorwegen), kalizout (Spanje en Oostzeehavens), chilisalpeter (ZuidAmerika), ammoniumnitraat (Noord-Amerika), hout (Noord-Amerika en Zweden) en veevoer. De kunstmeststoffen zijn voor een groot deel bestemd voor de Veenkoloniën. De uitvoer bestaat vooral uit: ijzeraarde naar Engeland, strocarton, aardappelmeel, dextrine (Engeland), aardappelen (Oostzeehavens), steenkolen en cokes. In totaal werden in 1948 254471 ton goederen gelost en 113 249 ton goederen geladen.

Met Engeland bestaat een geregelde stoombootverbinding. De industrie omvat scheepsbouw, machinefabrieken en -reparatiebedrijven, houtzagerijen (langs het Damsterdiep), een zuivelfabriek, een fabriek voor landbouwwerktuigen,een fabriek van lichtmetalen artikelen voor woning- en scheepsbouw, een verfwarenfabriek en steenfabrieken.

Delfzijl dankt zijn ontstaan aan de waterwerken, die hier werden gebouwd, om het overtollige water van Fivelgo op de Eems te lozen. In de 15de eeuw werd bij deze sluizen een sterkte aangelegd, door Alva in een vesting herschapen. Deze werd in 1580 door Rennenberg veroverd, doch in 1591 door prins Maurits hernomen. In 1665 verscheen admiraal De Ruyter er met de gehele Westindische vloot op de rede.

Van Nov. 1813 - Mei 1814 werd de stad door de Fransen verdedigd, die haar eerst overgaven na de val van Napoleon. In de tijd van het continentaalstelsel werd er smokkelhandel op grote schaal gedreven. In 1870 — bij de aanvang van de Frans-Duitse Oorlog — werd zij, ter handhaving van de Nederlandse neutraliteit, in tijdelijke staat van tegenweer gebracht (garnizoen tot 1874). In 1940 werden de havenwerken grotendeels vernield doch sedertdien hersteld, zodat in de bezettingsjaren Delfzijl een der belangrijkste havens van Nederland was.

In het voorjaar van 1945 werd in de omgeving hevig gevochten.

Lit.: T. R. v. Streun, Kronijk v. D. (Gron. 1858); De Blokkade van D. i8i3-’i4 (Gron. 1863); E.

J. Knapper, Een economisch-geografische beschrijving van de gem. D. (Tijdschr. v. Ec. en Soc.

Geogr., 1948).

< >