is de benaming voor een groep schilders, beeldhouwers en architecten die met hun werk, sedert 1917, van zeer grote betekenis werden in de ontwikkeling van de moderne kunst. De naam is ontstaan naar het blad De Stijl, waarvan het eerste nummer in 1917 verscheen, met een manifest en theoretische beschouwingen over moderne schilderkunst.
Als grondlegger en sterkste figuur van deze beweging is Piet Mondriaan te noemen. Deze nieuwe schilderkunst wordt ook wel non-figuratief of neo-plasticisme genoemd. Zij brak volkomen met de drie-dimensionale weergave en nam het platte vlak en de primaire kleur als uitgangspunt. Mondriaan greep terug naar de meest elementaire wetten van pure kleur en de onderlinge verhouding van vlakken. Deze schilderkunst betekent dus een principiële breuk met de natuurvoorstelling.Alleen de kleuren geel, rood en blauw werden gebruikt en in tegenstelling gebracht tot zwart en wit; alle tussentinten werden principieel verworpen. Men sprak aldus van een nieuwe „beelding” of compositie van kleur, lijn en vlak, die volkomen los staat van elke natuurvorm. De schilders werkten in deze nieuwe beelding tweedimensionaal, terwijl logischerwijs de beeldhouwers moesten komen tot een abstracte drie-dimensionale voorstelling, daarmede op strakker wijze de weg volgende die het algemene kubisme in Europa reeds was ingeslagen. Behalve Piet Mondriaan moeten in de ontwikkeling van de Stijlgroep genoemd worden: Theo van Doesburg, de Belg Vantongerloo, als beeldhouwer, Bart van der Leek . Vooral Van Doesburg, zelf schilder, was een sterk stimulerende figuur in woord en geschrift.
De abstracte beeldhouwkunst vormde een schakel die deze beweging zou verbinden met de architectuur. Van het begin af maakten dan ook J. J. P. Oud, G. Rietveld en C. van Eesteren deel uit van de kring der Stijlgroepkunstenaars. Aan deze architectuur viel de moeilijke taak ten deel om de nieuwe kunsttheorieën aan te passen aan de practijk van het bouwen. Uiterlijk kreeg hierdoor de architectuur die typische kubistische expressie die nog heden overal in de wereld haar invloed doet gelden.
Van bijzonder belang was deze beweging voor de ontwikkeling van het moderne interieur. Het moderne ruimtebegrip en kleurgevoel vinden in de kunst der Stijlgroep hun oorsprong. Deze kunst is daarom als een uiterst belangrijke phase te zien in de overgang naar de daarop volgende „nieuw zakelijke” of „functioneele” bouwkunst. Deze is gebaseerd op elementen die sedert 1917 uitgangspunten waren voor de nieuwe beeldende kunst. Zo heeft Theo van Doesburg als architect samen gewerkt met C. van Eesteren (1923). De ontwikkeling van het beroemd geworden Bauhaus van Walter Gropius tc Weimar (1926) is eveneens ondenkbaar zonder de Stijlgroep-beweging. Het Bauhaus streefde naar een synthese van moderne industrie en kunstzinnig ontwerp op de ideële basis van de abstracte kunst. In 1927 verscheen het laatste nummer van De Stijl.
J. J. VRIEND
Lit.: Jaargangen van het tijdschrift De Stijl (1917-27); J. B. van Lochem, Bouwen (1932); S. Giedion, Space, Time and Architecture (New York 1947); De Stijl, tentoonst. cat. no 81 Sted. Mus. A’dam (1951); Tentoonst.cat. gewijd aan J. J. P. Oud, Mus. Boymans, Rotterdam (1951); Tijdschrift Forum nrs 5 en 6 (1951); H. L. Jaffé, De Stijl (1953).