is een samenvattende benaming voor het werk van een groep beeldende kunstenaars in het begin van deze eeuw, dat zich kenmerkt door een bepaalde geometrische conceptie. Deze beweging ontstond als reactie op het impressionnisme en was ook gericht tegen de schilderrichting van het fauvisme.
Het essentiële bij de impressionnisten bestond uit de verhouding van kleur en licht, waardoor begrijpelijkerwijze de vorm enigszins werd verwaarloosd. Het kubisme grijpt terug naar de vorm. Het gaat er niet meer om, de impressie van het ogenblik uit te beelden, maar verschillende aspecten van het model gelijktijdig weer te geven. De eerste groep kubisten (Picasso, Juan Gris, Metzinger, Gleizes) verwierp bijna volkomen de kleur ten gunste van de vorm, ondanks het feit dat zij voor hun plastisch ideaal als uitgangspunt Courbet noemden en niet Cézanne, die evenwel het eerst de geometrische vormen in de natuur en zijn modellen zag en deze ook trachtte weer te geven. Zij gingen tot de uiterste consequentie en ontleedden het model in fragmenten om in het geheel weer de veelzijdigheid van het object in vorm te kunnen verwezenlijken. Iets meer aan het wezen van het model gebonden was de groep die zich om Le Fauconnier vormde. Omstreeks 1913 bracht Robert Delaunay en met hem F. Léger, Braque, Jacques Villon, A. Lhote, Herbin, e.a. de kleur weer tot haar recht. Deze groep werd door de dichter Apollinaire die der „Orphiques” genoemd. Het woord kubisme stamt van Matisse, die dit het eerst op een tentoonstelling in 1908 gebruikte, waarna een criticus het overnam in het tijdschrift Gil Bias. Van 1911 af gebruikten de kunstenaars zelf deze naam. In het begin hadden zij een felle critiek te verduren, maar aan hun zijde streden dichters en schrijvers van grote kwaliteit als Gertrude Stein, Max Jacob, Apollinaire, André Salmon, Maurice Raynal. Onder de beeldhouwers van deze richting vinden wij Archipenko, Brancusi, Lipchitz, Zadkine, Laurens. In Frankrijk, zowel als daarbuiten, moet in het œuvre van een kunstenaar het kubisme meer als een periode dan als een onherroepelijk credo worden beschouwd. De grenzen zijn ook moeilijk te trekken in vergelijking met het Duitse expressionnisme (Gross, Kandinsky, Franz Marc) of het Italiaanse futurisme (Chirico, Carrà, Severini). In Nederland vinden wij het kubisme in werken van Leo Gestel, Jan Sluijters, Van der Leek, Theo van Doesburgh, Mondriaan e.a.SANDOR TORDAY
Lit.: G. Apollinaire, Les peintres cubistes (Paris 1913, Eng. vert. 2de dr. 1949) ; P. E. Küppers, Der Kubismus (Leipzig 1920) ; H. Walden, Expressionismus, Futurismus, K. (3de-5de dr. 1924) ; E. Lissitsky en H. Arp, Kunstismen (1925); D. H. Kahnweiller, The Rise of Cubism (1949)