Brits staatsman (Londen 8 Juli 1836 - 2 Juli 1914), was eerst werkzaam in de schoenfabrieken van zijn vader te Londen en ging in 1854 naar Birmingham als directeur van een schroevenfabriek, die hij door zijn reclame-talent zeer uitbreidde, zodat hij in 1874 zich rijk uit de zaken kon terugtrekken. Reeds was hij in 1869 gekozen tot lid van de gemeenteraad en had zich daar door zijn radicale ideeën doen kennen; zijn leus werd in heel Engeland een partijprogramma: „free church, free land, free schools, free labour”.
Persoonlijk deed hij bovendien veel voor zijn unitarisch kerkgenootschap en voor het onderwijs. In 1873 werd hij burgemeester (tot 1876) en in die jaren maakte hij Birmingham tot het voorbeeld van moderne gemeentepolitiek: zorg voor volksgezondheid, betere woningen, bibliotheken, parken enz., met gemeentelijke bedrijven voor gas en water. In Juni 1876 in het Lagerhuis gekozen, trad hij ook hier spoedig op als een der aanvoerders van de radicale partij. Als minister van Handel (voorzitter van de Board of Trade) werd hij in 1880 lid van het kabinet-Gladstone.
Van belang waren vooral de veranderingen van het faillissementsrecht en van de scheepvaartwetten, die hij met zonder sterke tegenstand van de zijde der conservatieven doordreef. Maar ook zijn deelneming aan de algemene staatkundige beraadslagingen deed hem kennen als een voorvechter van het radicalisme in het liberale ministerie. Bij de algemene verkiezingen na de val van het ministerie in 1885 werd hij weder te Birmingham met grote meerderheid tot Parlementslid gekozen. Toen het ministerie-Salisbury reeds in Jan. 1886 een beslissende nederlaag leed, trad Chamberlain tot het nieuwe kabinet-Gladstone toe als voorzitter van de Local Governmentboard, opvolger van zijn vriend Sir Charles Dilke.
Intussen bracht het besluit van Gladstone, om Home Rule voor te stellen, het vraagstuk der Ierse zelfregering op de voorgrond, en groot was de algemene verbazing, toen Chamberlain, die steeds gegolden had als een ijverig voorstander dier zelfregering en veel gedaan had ter verzoening van Parnell, ook na de geruchtmakende moord op Cavendish, zich thans van Gladstone afscheidde. Chamberlain ging daartoe over deels uit persoonlijke wrok tegen Gladstone, die het Home Rule - ontwerp had opgesteld zonder er hem in te kennen, deels omdat hij zich aangetrokken gevoelde tot het nieuw oplevend imperialisme: Gladstone wilde aan Ierland zelfbestuur geven als aan een zelfstandig deel van het Britse Rijk, zoals ook de Dominions dat kregen; Chamberlain wilde de imperiale eenheid vaster behouden en alleen op zuiver binnenlands terrein aan Ierland zelfregering toestaan. Na herhaalde vruchteloze pogingen, om een verzoening tot stand te brengen, legde hij in 1886 zijn betrekking neder en trad op als een van de leiders der afvallige Liberalen, die met de naam van liberale Unionisten werden bestempeld, om in verbond met de Tories de Home Rule-bill van Gladstone te bestrijden. Bij de nieuwe verkiezingen, die in Juli 1886 op de verwerping dier Bill volgden, behield Chamberlain zijn zetel voor Birmingham.
Met zijn partijgenoten steunde hij vervolgens het conservatieve ministerie-Salisbury, omdat hij voortdurend meer de nadruk legde op een krachtige koloniale politiek, gelijk de Tories wilden, maar ook, omdat ij begreep, dat die Conservatieven hem nodig hadden en de radicalen dus het ministerie konden dwingen tot ingrijpende, binnenlandse hervormingen, gelijk de Ierse landwet, de wet op de graafschapsraden en voor arbeiderswoningbouw, later voor ouderdomspensioen en ongevallenverzekering. Home Rule bestreed hij echter hoe langer hoe krachtiger en in 1892 en 1893 behoorde hij tot de felste tegenstanders van Gladstone. In 1895 werd hij in het derde ministerie-Salisbury minister van Koloniën. Hij was een der sterkste voorstanders van het Britse imperialisme geworden.
In deze jaren stond daarbij Zuid-Afrika in het middelpunt. Hij ijverde met zulk een kracht voor de Engelse belangen (goudzoekers, Rhodes enz.), dat de Jameson-inval, hoewel niet door hem veroorzaakt, wel aan hem geweten werd. Daarna hield hij zijn voor de onafhankelijkheid der Boerenrepublieken gevaarlijke politiek vol en door zijn drijven in die richting vooral werd de Boerenoorlog veroorzaakt. Ook de wijze van oorlogvoeren tegen Transvaal bezorgde hem de ernstigste verwijten der Engelse radicalen en van het buitenland, hoewel hij eerst, in de vlaag van jingoïsme, die zich van de Britten meester maakte, zeer populair was.
Zodoende behield hij zijn ambt in het kabinet-Balfour na het aftreden van Salisbury (11 Juli 1902). In 1902 en 1903 deed hij een reis naar Zuid-Afrika. Na zijn terugkeer zette hij een levendige agitatie op touw voor een tolunie tussen moederland en koloniën en het heffen van hoge invoerrechten op de voortbrengselen van alle vreemde landen. Deze maatregelen hadden ten doel de band tussen moederland en koloniën te versterken en door protectie „werk voor allen” te scheppen, alsmede de geldmiddelen te verkrijgen, nodig voor het ouderdomspensioen.
Om zich geheel aan deze plannen te kunnen wijden en omdat nu de critiek op de Boerenoorlog loskwam, trad Chamberlain in Sept. 1903 uit het ministerie. Zijn nieuwe leuze bracht echter verdeeldheid in de unionistische partij, waarvan vele leden overtuigde vrijhandelaars bleven, vooral omdat Chamberlain juist de levensmiddelen (behalve die uitsluitend uit de koloniën kwamen, zoals thee) niet wilde vrijstellen, terwijl ook de conservatieve protectionisten vast wilden houden aan de vrije graaninvoer. In 1905 werd de unionistische partij gezuiverd van vrijhandelaars en aanvaardde zij geheel Chamberlain’s programma (dat nu heel weinig meer had van de vroegere vooruitstrevendheid), maar het gevolg was, dat de Conservatieven en Unionisten bij de verkiezingen van 1906 een verpletterende nederlaag leden. Wel bleef Birmingham zijn oude afgevaardigde trouw en werden ook zijn vrienden in de Midlands herkozen, maar met Chamberlain’s invloed was het gedaan.
Zijn 70ste verjaardag werd te Birmingham luisterrijk gevierd; een paar maanden later overviel hem een ongeneeslijke ziekte, waardoor hij zich in 1906 geheel uit het politieke leven moest terugtrekken.DR H. A. ENNO VAN GELDER
Bib!., lit.: Speeches of J. C. with a sketch of his life. Ed. by H. W.
Lucy (1885); Mr G.’s Speeches. Ed. by C. W. Boyd (2dln, 1914); J.
L. Garvin, Life of Joseph Chamberlain, 3 dln (London 1932-,34); N. M. Murrell Marris, J.
C., the man and the Statesman (1900); L. Creswicke, Life of J. G. (4 dln, 1904); Sir G. Petrie, J.
G. (1940).