Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Daniël CHANTEPIE DE LA SAUSSAYE

betekenis & definitie

Nederlands godgeleerde (’s-Gravenhage 10 Dec. 1818 - Groningen 13 Febr. 1874), was van 18421848 predikant bij de Waalse gemeente te Leeuwarden en van 1848-1862 te Leiden, van 1862-1872 predikant bij de Hervormde gemeente te Rotterdam, en van Nov. 1872 tot zijn dood hoogleraar te Groningen. Hij is een der vaderen van de ethische theologie, die in haar klassieke vorm een wederkerigheid van leer en leven betekende.

De Waarheid is mededeling van leven; waarheid en zedelijkheid zijn één; het dogma mag niet verstaan worden als een intellectualistische, objectieve grootheid; het dogma is neerslag van leven, zoals God het in enkeling en kerk heeft gewerkt. Alleen vanuit het leven des geloofs kan men het dogma speculatief benaderen.Chantepie de la Saussaye Sr heeft eenzaam in zijn tijd gestaan. Hij streed tegen het rationalisme, dat de rede eerst tot toetssteen, later tot kenbron der waarheid maakte. Hij streed tegen het liberalisme, dat alleen daarin van het rationalisme verschilt, dat het meer waardering heeft voor de historie. Hij streed tegen het supranaturalisme en het confessionalisme, die beide de Waarheid objectiveren en dan geen kans zien op een organische wijze de verbinding dezer waarheid met het subject tot stand te brengen.

Hij streed tegen de humanistische vervlakking van het Evangelie in de Groninger theologie. Hij streed tegen een mysticisme, dat meende de bemiddeling van Woord en sacrament te kunnen ontberen. Hij streed tegen het individualisme van het Réveil.



Man van grote belezenheid en wetenschappelijke kracht, was hij toch nog méér man van de kerk, die als orthodox theoloog de strijd aanbond met Scholten en Pierson. Nochtans erkende ,,de” orthodoxie hem maar nauwelijks als tot haar behorend: daartoe stond Chantepie de la Saussaye Sr te zeer onder invloed van Vinet en Schleiermacher. Hij heeft gestreefd naar een „existentiële” theologie, waarin de gelovige wordt gezien niet als staande buiten zijn voorwerp, noch ook onder zijn voorwerp, maar er in. Het is volgens hem het gebrek van het oude supranaturalisme, dat het de gelovige onder zijn voorwerp stelt en dus leidt tot onvrij autoriteitsgeloof. Uitgangspunt van theologisch denken moet zijn de Christus, zoals Hij leeft in enkeling en gemeente.

De gewetenstheologie van Chantepie kwam ook in verzet tegen de juridische handhaving der belijdenis in de kerk, zoals die door Groen van Prinsterer werd voorgestaan. Chantepie wilde niet de juridische, maar de irenische weg bewandelen. Met Beets en Doedes was hij redacteur van Ernst en Vrede (1853-1859), het tijdschrift der ethisch-irenische richting.

Op het terrein der politiek was Chantepie de la Saussaye Sr een tegenstander van de antirevolutionaire partij van Groen van Prinsterer. Chantepie wilde wel spreken van een protestantse staat, maar niet van een Christelijke staat, die immers zonder theocratische dwang niet te verwerkelijken is. Protestants betekent dan voor hem: vrijheid van geweten, vrijheid van belijdenis, vrijheid van polemiek en evangelisatie. Die staat is rotestants, waarin de vrijheid van consciëntie eerst.

Groen’s „Entweder — oder”: Evangelie óf Revolutie, kon hij niet aanvaarden. Het komt er in het volksleven op aan dit leven door de krachten van het Evangelie te beïnvloeden.

PROF. DR G. C. VAN NIFTRIK

Bibl.: Van Gh. d. I. S.’s vele geschriften noemen wij: Beoordeling van het werk van J. H.

Scholten over de leer der Herv. Kerk (1859); La crise religieuse en Hollande (1860); Leven en rigting (1865); Het Protestantisme als politiek beginsel (1871).

Lit.: A. M. Brouwer, D. Ch. de la S., een historisch-dogmatische studie (1905); O.

Noordmans, Ontwikkeling en toekomst van de ethische theologie, in de bundel „Geestelijke perspectieven” (1930); Th. L. Haitjema, De richtingen in de Ned. Herv.

Kerk (934) ;K. H. Roessingh, Verzamelde Werken, dl I.

< >