over wiens leven practisch niets bekend is. Algemeen wordt aanvaard dat hij ca 700 leefde.
Hij schreef een roman, Dasakumdracarita (Avonturen van de tien prinsen) in een vrij gekunstelde stijl. Het is een soort schelmenroman, hier en daar met humor doorspekt en voor de Indische cultuurgeschiedenis en vooral voor onze kennis van zeden en gewoonten van de diverse maatschappelijke klassen van zeer groot belang. Hij schreef verder een leerboek van de poëtica, Kavyadarsa. Dit laatste werd door O. Böhtlingk vertaald (Leipzig 1890); het eerste werk werd uitgegeven o.a. door G.
Bühler en P. Peterson (Bombay 1873-1891), door Godabole en W. L. Pansikar (ibid. 1928) en door M.
R. Kale (ibid. 1926) met aantekeningen en Duitse vert, van J. J. Meyer (Leipzig 1902), J.
Hertel (Leipzig 1922); Engelse van A. W. Ryder (Chicago 1927) en M. R.
Kale (Bombay 1926). Van Limburg Brouwer vertaalde een deel in het Nederlands (De Gids 1867 III blz. 211).Lit.: o.a. Keith, Sanskrit Lit. (Oxford 1920, p. 269).