Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

DAMARA

betekenis & definitie

is een Bantoestam, die behoort tot een veehoudende groep, welke sinds de 16de eeuw uit de gebieden westelijk van het Tanganjikameer is weggetrokken, om, waarschijnlijk in de 18de eeuw, over de Zambesi en door Zuid-Angola gaande, zich te vestigen in het centrale deel van het huidige Z.W.-Afrika. Veelal worden voor deze groep de namen Ova Hereró, Hereró en Damara door elkaar gebruikt.

Damaraland, rondom Windhoek, wordt in het N. door Ovamboland, in het Z. door Namaqualand begrensd en reikt van de Atlantische Oceaan tot de Kalahari. Sinds 1842 werkt de Protestantse Rheinische Mission er met goed gevolg. In 1904 kwam de bevolking echter in opstand tegen het Duitse bewind. Het Duitse militaire optreden hiertegen, dat tot 1907 duurde en waarbij vooral de generaal von Trotha zich berucht maakte, heeft Damaraland vrijwel ontvolkt.

Onder Zuidafrikaans bewind na 1915 nam de bevolking echter weer snel toe, vooral in de talrijke voor haar gestichte reservaten. Voor de opstand waren er ca 97 000, er na nog 11 000, in 1921 ca 32 000, thans vermoedelijk bijna 50000.Het volk van de Bergdamara leeft in kleine verspreide groepen in moeilijk toegankelijke bergstreken van Damaraland, Namaqualand en Ovamboland. Het enige reservaat dat zij bezitten danken zij aan het voormalig Duits bewind, nl. Okombahe, ten N.W. van Windhoek. De benaming is misleidend, want zij behoren niet tot de Bantoe, doch zijn de overblijfselen van een negroïde oerbevolking van het Haukoin-ras, die reeds vroeg door de Hottentotten onderworpen moeten zijn, wier taal zij hebben overgenomen.

Toen de trek van de Damara-Hereró de Hottentotten naar het Z. dreef, maakten eerstgenoemden de Bergdamara tot slaven, een toestand die voortduurde tot de Duitsers zich hun lot aantrokken. Terwijl de Damara-Hereró-stammen groot van stuk, donkerbruin en veehoudend zijn, leven de Bergdamara meest van de jacht, zijn kort en gedrongen van gestalte, doch zeer sterk en bijna zwart van huidskleur. Hun aantal wordt op 30 000 geschat.

PROF. DR M. BOKHORST

Lit.: I. Irle, Die Herero (Gütersloh 1906); H. Vedder, Das alte Südwestafrika. S.W.Afr.

Gesch. bis zum Tode Mahareros 1890 (Berlin 1934); H. von François, Nama und Damara (Magdeburg 1896); The Native Tribes of South West Africa, a symposium (Capetown 1928); M. Schmidt, Die Nama, Berg damara und Namib Buschleute; in: Das Eingeborenenrecht (ed. E, Schultz-Ewerth en L.Adam), dl II, p. 269-397 (Stuttgart 1930).

< >