zijn steile hellingen in het overlangs profiel van een dal, waarvan het verhang overigens minder steil is. Gewoonlijk bewijzen zij, dat er vroeger door het dal een gletsjer gestroomd heeft.
Zij zijn dan ontstaan ten gevolge van de samenvloeiing van een zijgletsjer met de hoofdgletsjer, waardoor de erosiekracht van de gletsjer plotseling toenam en het hoofddal verdiept werd. Over de daltrappen stroomt de rivier in een versnelling of als een waterval. Andere morfologische eigenschappen van het dal wijzen dan eveneens op glaciale bewerking. In gebieden waar nooit gletsjers geweest zijn, kunnen daltrappen samenhangen met het optreden van een hard gesteente, dat langer tegen de riviererosie standhoudt dan de zachtere rotsen boven en onder de dal trap.
