Wat is de betekenis van Dam?

...

dam - Zelfstandignaamwoord 1. (m): (waterstaat) een relatief smalle, massieve bodemophoging in een waterweg om wegverkeer tussen de oevers mogelijk te maken en/of ter bescherming tegen overstromingen ♢ Bij een dijk is aan de ene zijde land en aan de andere zijde water bij een dam is aan beide zijden wa...

dam - zelfstandig naamwoord 1. wal in rivier of kanaal die water tegenhoudt ♢ door de dam stroomde het water niet naar beneden 1. dan is het hek van de dam [er is geen belemmering meer, iedereen kan doen wat hij...

1. Woonplaatsaanduiding: de eerste voorouder met deze naam woonde bij een dam. 2. Een patroniem op basis van de voornaam Dam uit Adam.

(zn) erf TM.

het Amsterdamse plein met het paleis (stadhuis): De Dam is ingelegd met Portugese keien, leuke Europese allure, maar in een fietsstad waardeloos, NRC, 27-12-2013; de steentjes op de Dam: Voor het Paleis op de Dam ligt een trottoir van kleine steentjes. Dit is een heilige plek ... zelfs als er niemand in het Paleis is ... mag geen oningewijde over d...

Dam - In het hart van Holland, hart van de stad, plein van nationale vermaardheid en voor de A'dammers meer dan een plein: een symbool. Men onderscheidt een Dam en een Middendam: de eerste, oudtijds genoemd "de Plaetse" en veel kleiner dan tegenwoordig doordat het oude stadhuis* met aan weerszijden huizen in de rooilijn stond van Nieuwendijk en Kal...

Afstandsstuk tussen twee kammen in een wiel.

Dam, Pieter van, Nederlands koloniaal ambtenaar, *1621, +1706. Advocaat van de voc (1652-1706). Van Dam schreef in opdracht van de Heren XVII tussen 1693 en 1701 de Beschryvinge van de Oostindische Compagnie. Het werk werd geheim gehouden zolang de Compagnie bestond. Het is een zeer belangrijke bron voor de kennis van haar bestel en geschiedenis.