(Gr.: daktylos = vinger, skopein = bezien) is de wetenschap, die zich bezighoudt met de tekening van de vingertoplijnen en wat daaraan verwant is. In tegenstelling met de mening van velen is het geen jonge doch reeds een zeer oude wetenschap, berustende op de aanwezigheid van onveranderlijke verheven lijnen op de vingertoppen, voor ieder individu kenmerkend en verschillend van die van alle anderen, hetgeen is gebleken uit de vergelijking van millioenen verschillende afdrukken en overigens verder kon worden bewezen door de waarschijnlijkheidsrekening.
Aan deze eigenschap heeft de dactyloscopie haar hoofdrol te danken als methode van herkenning. De verzegeling van stukken door middel van leem, waarin een vinger of duim was afgedrukt, was reeds voor de Christelijke jaartelling bekend. In China werden schuldbekentenissen door een duimafdruk gewaarmerkt en de moeder kende de vingertoplijntekening van haar kinderen. In Japan werd de duimafdruk in plaats van een handtekening gebruikt.
In 1823 is in Europa voor het eerst door Purkinje getracht de verschillende beelden, die de vingertoplijnen vertoonden, te classificeren. Sir William J. Herschel heeft ca 1855 in Brits-Indië de duimafdruk gebruikt om de kwitanties te waarmerken voor ontvangen pensioenen door Inlanders.Door Henry Faulds werd in 1880 in Tokio voor het eerst de mening uitgesproken, dat de vingerafdrukken in criminele zaken een rol konden spelen. In 1888 stelde de Duitse dierenarts W. Eb er voor, de misdadiger door middel van de vingertoplijnen te identificeren. Met jodium maakte hij de zich op papier bevindende vingerafdrukken zichtbaar en wist deze zo te behandelen, dat ze zichtbaar bleven, welke wetenschap weer is verloren gegaan.
De grote stoot voor de dactyloscopie werd gegeven door Sir Francis Galton. Hij toonde aan, dat de vingertoplijntekening het gehele leven door onveranderd bleef, dat de verschillen in tekening van zodanige aard waren, dat de onderscheiding van honderdduizenden mogelijk was waardoor de verschillende types op een bruikbare wijze waren te verdelen in ondergroepen en van een groot aantal personen gemakkelijk een indeling kon gemaakt worden (Fingerprints, London 1892). In 1896 werden de opvattingen van Galton door de hoofdinspecteur van politie te Calcutta, Henry, in Engels-Indië in de practijk gebruikt en het eerste algemeen gevolgde systeem van Galton-Henry bleek uitmuntend te voldoen, zodat velen het ook nu nog volgen. Zoals echter met zoveel technische wijzen van werken geschiedt, waren er spoedig verschillende personen, die een eigen systeem gingen volgen door kleinere of grotere veranderingen in het systeem van Galton-Henry aan te brengen, hetgeen de internationale samenwerking bemoeilijkt.
Men kent systemen van Vucetich, Klatt, Roscher, Dake, Valladores, Pateer, Pottecher, Smallegange, Protivensky e.a. In de latere jaren is getracht een éénvingersysteem bruikbaar te maken. Hakon Jörgensen is hierin goed geslaagd. Het nut van de dactyloscopie is in hoofdzaak tweeledig.
Door de vingerafdrukopname op de plaats van het misdrijf, welke latente vingerafdruk gewoonlijk door behandeling met het een of andere poeder zichtbaar gemaakt moet worden, is men in de eerste plaats in staat de aanwezigheid van een bepaald persoon op de plaats van het misdrijf vast te stellen, in de tweede plaats is het mogelijk de identiteit van verongelukten of van personen, die hun naam niet kunnen of willen zeggen, vast te stellen, wanneer vroeger een dactyloscopisch signalement van hen is opgenomen, terwijl op dezelfde wijze de recidivist kan worden aangetoond. In dit opzicht zou deze wetenschap nog van veel meer nut kunnen zijn, wanneer de verplichte dactyloscopische opname van bijv. iedere 16-jarige geschiedde.
DR. J. P. L.
HULST
Lit.: R. Heindl, System und Praxis der Daktyloskopie, 3de dr. (1927); Windt en Kodicek, Daktyloskopie (1904, 2de dr. 1923); Hakon Jörgensen, Einfingerregistrierung, Übers. v. E. Lewisch (1926); E.
Locard, Traité de Criminalistique, Vol. I (Lyon 1931); Handwörterbuch der Gerichtl. Medizin u. Naturwiss.
Kriminalistik, blz. 143 (Berlin 1940).