L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der grassen. Het onderscheidt zich door een naar één zijde gekeerde pluim, 3- tot 4-bloemige aartjes, gedrongen staand aan het einde van de pluimtakken, kortgenaalde kelkkafjes, het onderste met 1 -3, het bovenste met 3-5 nerven, en naar boven toe scherp gehielde, eveneens kortgenaalde kroonkafjes. Het omvat 2 soorten, waarvan D. glomerata L., de zgn. kropaar, de bekendste is, in verscheidene variëteiten voorkomend in geheel Europa, in de gematigde luchtstreken van Azië en Noord-Afrika, in Noord-Amerika genaturaliseerd.
Het is een bovengras van de eerste rang, vooral voor zware, vochtige gronden, zeer productief, zeer snel na de eerste snee aangroeiend door zijn krachtige uitstoeling en bladontwikkeling, maar grof en vrij spoedig hard wordend, zodat het voor de bloeitijd gemaaid moet worden en het minder geschikt is om er op te weiden. Het verdraagt ook schaduw en wordt daarom in Noord-Amerika Orchard grass (boomgaardgras) genoemd. De andere soort, D. Aschersoniana Gr. is in Nederland zeer zeldzaam, het wordt meest nog in Zuid-Limburg gevonden.
