Vlaams dichter (Oostende 4 Juni 1893), tr°k aanvankelijk de aandacht door zijn tijdens Wereldoorlog I in de loopgraven geschreven verzen, die een genereus humanitair pathos vertolkten. Na de oorlog sociaal-democraat, en als zodanig een tijd parlementslid, verheerlijkte hij de arbeid op niet minder pathetische wijze.
Met zijn bundel Klaarten (1939) sloeg hij een nieuwe weg in: in een vaster vorm tonen zijn vaak korte gedichten (talrijke kwatrijnen) een eclectisch gelukszoeker. DR R. F. LISSENSBibl.: Tn witte Gewaden (Gent 1914); Van Glorie en Lijden (Harderwijk 1917); Menschen in de Grachten (De Panne 1918); De Verrijzenis (Antwerpen 1920); De Schoone Reis (Antwerpen 1928); De late Passagier (Antwerpen 1929); Veertien-Dertig (Antwerpen 1930); Klaarten (Brussel 1939); Het Rijk van den Mensch (Brussel 1939) 5 Het Paard van Don Quijote (Brussel 1941); Het Leven van den Man in twintig Kwatrijnen (Mechelen 1942); Opdracht aan het Leven (Brussel 1943); De Veroveraar (Brussel 1943); Het Hart der Wereld klopt (Hoogstraten 1947); Toneel: De Man die zyn Vrouw verkocht (Brussel 1931).