of dichters van de Epische Cyclus noemt men de vervaardigers van de Griekse heldendichten, die de stof, welke in de gedichten van Homerus, de Ilias en de Odyssee, niet volledig behandeld is geworden, tot het einde toe bewerkten. Was het onderwerp van de Ilias slechts een episode uit het tiende jaar van het beleg van Troje, latere dichters dichtten niet alleen het verdere verloop van de strijd om Troje tot en met de val van de stad, maar ook alle gebeurtenissen, die tot de strijd hadden aanleiding gegeven.
Evenzo werd de Odyssee door andere heldendichten omgeven. Het geheel van deze heldendichten, waarin ook de Thebaanse sagen betrokken werden, noemt men de epische cyclus (kring). Sommige van deze cyclische dichters werden, terecht of ten onrechte, met name genoemd, Arktinos als dichter van de Aithiopis (deelneming van de Amazonen aan de strijd om Troje), Stasinos en Hegesias van de Kypria (het voorspel van de Trojaanse oorlog), Hagias van de Nostoi (lotgevallen van de uit de strijd terugkerende helden naar Griekenland, pendant van de Odyssee), Eugammon van de Telegonia (latere lotgevallen van Odysseus) enz. Al deze en dergelijke gedichten zijn op enkele fragmenten na verloren gegaan; hun kunstwaarde stond ver beneden die van Ilias en Odyssee.Bibl.: Hoofdwerk F. G. Welcker, Der epische Cyclus (1835, 1849, herdr. 1865); fragmenten in Kinkel, Epicorum Graecorum fragmenta (1877); E. Bethe, Homer II (1929), blz. 149-98; T.
W. Allen, Homeri Opera, V (1912).