(ik geloof) is het eerste woord van de Christelijke geloofsbelijdenis in de Latijnse Kerk. Het kortere Credo (het zgn. symbolum van de Apostelen, dat in zijn volledige vorm van na hen dagtekent) is alleen in het Westen in gebruik bij het Doopsel, koorgebed, priesterwijding.
Het langere Credo is een samensmelting van het symbolum van Nicaea (325) en dat van Constantinopel (381) en werd in de Mis, in het Westen sinds het einde van de 6de eeuw (Spanje) gebruikt, in het Oosten sinds ca 500, in Rome eerst sinds 1014; en ook bij het afleggen van sommige eden; in het Oosten ook bij het Doopsel en in de Byzantijnse ritus bij de bisschopswijding. De plaats van het Credo in de Mis is in het Westen na het Evangelie (in Milaan na het Offertorium, in de Mozar. ritus vóór het Paternoster), in het Oosten vóór de Offerande, in de Byzantijnse ritus vóór de Anaphoor. In het Westen alleen op Zondagen en feesten van hoge rang of die in verband staan met de bijzondere belijdenis van de heilige, die gevierd wordt.De Apostelen werden wel voorgesteld als dragers ieder van één der 12 geloofsartikelen, soms tegelijk met evenzovele profeten met overeenkomende profetische teksten (Kathedraal van Albi, Bamberg). Soms dragen de Apostelen de profeten (Bamberg, Chartres). In de omgangstaal wordt het kortere Credo genoemd: de 12 artikelen van het geloof.
Lit.: Lietzmann, Die Anfange des Glaubensbekenntnisses (1921); Idem, Symbole der alten Kirche (1914).