Reeds sedert de Rijksdagen te Torgau 1526, Spiers 1529, Augsburg 1530, te Schmalkalden 1531 en vooral bij de godsdienstvrede van Augsburg 1555 hebben de Evangelische stenden van het Duitse Rijk aaneensluiting gezocht, met name onder leiding van Keursaksen, later de Palts en in de 30-jarige oorlog onder Gustaaf Adolf van Zweden. De naam dateert van het verbond van Heilbronn (1633).
Bij de Westfaalse Vrede werden in art. V § 52 een Corpus Evangelicorum en een Corpus Catholicorum erkend, die als zodanig met elkander konden onderhandelen. De eenheid van het Rijk was hiermede in een confessionele gedeeldheid opgelost. In 1653 ontving het Corpus Evangelicorum op de Rijksdag te Regensburg zijn constitutie, weder onder Keursaksen, dat de leiding, zelfs nog toen het in 1697 weder Katholiek was geworden, in handen hield.
Na het Wener Congres wensten de vorsten geen herstel van het Corpus Evangelicorum uit vrees van een verkorting van hun persoonlijke rechten. Hoewel de betekenis van het Corpus Evangelicorum niet bijzonder groot is geweest, was die van het Corpus Catholicorum onder leiding van de keurvorst van Mainz nog geringer.Lit.: E. C. W. von Schauroth, Vollständige Sammlung aller Conclusiones, Fortsetzung v. N.
A. Herr ich, Sammlung aller Conclusionum, 4 Bde (1751-1786); H. W. von Bülow, Über Geschichte und Verfassung des C. E. (1795); A.
Frantz, Das Kath. Direktorium des G. E. (1880).