Nederlands anatoom (Groningen 9 Aug. 1877 - 28 Juli 1946), volgde te Leeuwarden de R.H.B.S., waarvan zijn vader directeur was, deed daarna eindexamen gymnasium en studeerde te Amsterdam in de geneeskunde. In 1903 verwierf hij het artsdiploma en het volgend jaar promoveerde hij tot doctor.
Van 1903-1906 was hij als assistent voor de pathologische histologie aan de chirurgische kliniek van prof. Rotgans aldaar verbonden. In de beide volgende jaren werkte hij, aanvankelijk als assistent, daarna als afdelingschef aan het Senkkenbergisches Neurologisches Institut van prof. L. Edinger te Frankfurt a. M.
In 1908 benoemd tot directeur van het Centraal Instituut voor Hersenonderzoek, keerde hij naar Amsterdam terug, waar hij sinds 1929 ook als buitengewoon hoogleraar aan de gemeentelijke universiteit werkzaam is geweest. Reeds daarvoor had hij op verzoek enkele leeropdrachten vervuld. In 1923-1924 gaf hij nl. onderwijs in de hersenanatomie en histologie aan de Medical School te Peking en in 1929-1930 aan de Amerikaanse universiteit te Beyrouth (Syrië).
Bibi.: Vergleichende Anatomie des Nervensystems der Wirbeltiere und des Menschen (1920-1921); Zielsinzicht en Levensopbouw (1924); The evolution of the nervous System in invertebrates, vertebrates and man (1930). Latere publicaties, in de Folia neurobiologica en in de Verslagen (Proceedings) der Kon. Akademie v. Wetensch., vnl. over Neurobiotaxis en de Hersenen van uitgestorven en nog levende mensenrassen, alsook over de Anthropologie van het Nabije Oosten.
