Nederlands portret- en genreschilder en pastellist (Amsterdam 8 Oct. 1697 - 7 Mrt 1750), was tevens etser en vervaardiger van zwartekunstprenten. Hij was een leerling van Arnold Boonen.
Een groot portretstuk, Inspecteurs van het Collegium Medicum (1724), bezorgde hem vele andere opdrachten: De anatomische les van prof. W. Roëll (1728), De Regenten van het Aalmoezeniersweeshuis (1729) en De Overlieden van het Chirurgijnsgilde (1731; alle Rijksmuseum, Amsterdam). Van 1736 af schilderde hij vaak conversatiestukken ontleend aan toneelstukken van Asselijn, Lingelbach en Alewijn. In 1739 en 1740 ontstond de beroemde N.E.L.R.I.-cyclus (naar de beginletters der Latijnse opschriften; pastels in het Mauritshuis, voorstudies bij het Kon. Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam). Bekend is ook Jan Claesz off de gewaande Dienstmaeght naar Asselijn in het Mauritshuis. Andere belangrijke werken zijn o.a. Blindemansspel (Museum Boymans, Rotterdam), twee buitentaferelen (collectie Gatacre-de Stuers te Vorden) en Het Beslikte Zwaantje (coll. D. G. van Beuningen te Vierhouten; z ill. Nederlanden Kunst XII). Zijn talent voor het humoristische deed hem de bijnaam de Hollandse Hogarth verwerven. Zijn dochter Sara en Jacob Buys waren zijn leerlingen.DR D. HANNEMA
Lit.: Joh. van Gooi, De Nieuwe Schouburg der Nederlandsche Kunstschilders (’s-Gravenhage 1751); J. C. Weyerman, De levensbeschrijvingen der Ned. Konstschilders IV (1769); Gollot d’Escury, Holland’s Roem in Kunsten en Wetenschappen III (1826); A. Ver Huel, G. T. en zijn werken (1873); F. G. Waller, Biografisch Woordenboek van Noord-Ned. graveurs, bewerkt d. W. R. Juynboll (’s-Gravenhage 1938); Gat. G. T.-tent. Mus. Boymans (Rotterdam 1946); J. Knoef, G. T. (Amsterdam 1947).