is de naam van een kleine plantenfamilie van choripetale Dicotylen, omtrent welker plaats in het systeem enige onzekerheid bestaat. Zij onderscheidt zich door tweeslachtige of polygamische, regelmatige, 5-tallige, diplostemone bloemen met een 5-lobbig, 5-hokkig vruchtbeginsel met vrije stijlen en 1 hangende anatrope zaadknop in elk hokje, en een in 5 deelvruchtjes uiteenvallende vrucht, die bekleed blijft met de kelk en de vlezig wordende bloemblaadjes.
Haar soorten zijn heesters met vierkante, tegenovergestelde takken, enkelvoudige gaafrandige, decussaat of in kransen van 3 staande bladeren en tot eindelingse trossen verenigde bloemen. Er behoort slechts één geslacht toe, nl. Coriaria Niss., met 8 soorten in het mediterrane gebied, Nepal, Nieuw-Zeeland, Chili en Peru. Hiervan noemen wij: C. myrtifolia L., een heester, die, ter hoogte van 1 à-2 m, in het Z. van Europa en in het N. van Afrika groeit en waarvan alle delen een bedwelmend vergif bevatten en de bladeren wegens hun looizuurgehalte tot bereiding van leder gebruikt worden; C. sarmentosa Forst., die iets hoger wordt, in Nieuw-Zeeland groeit en vergiftige zaden heeft, wat de inboorlingen niet belet de vruchten uit te zuigen; C. ruscifolia L., voorkomend in Chili en Nieuw-Zeeland, waar zij vaak vergiftiging van de weidedieren veroorzaakt, en welker schors ook als looimateriaal wordt gebezigd; en C. nepalensis Wall., die in Indië gevonden wordt en niet vergiftig schijnt te zijn.