(Lat. = tegen) wordt in de muziek gebruikt voor instrumenten
(1), stemmen
(2), tonen
(3), thema’s
(4) en rhythmen
(5) ter aanduiding dat deze tegen bepaalde andere geplaatst zijn.
1. Bij instrumenten betekent het contra-instrument een type met een lagere omvang. De contrabasklarinet ligt bijv. een octaaf lager dan de basklarinet. In tal van instrumentenfamilies zijn dergelijke contrabasvormen gebouwd, zoals de contrabas-balalaika, de c.-bazuin, de c.-gitaar, de c.-hobo, de c.-sarrussophoon, de c.-saxhoorn, de c.-saxofoon en de c.-tuba. De contrabas is het laagste strijkinstrument (z contrabas).
De contrafagot is een contrabastype van de fagotfamilie. De notatie is een octaaf hoger dan de klank. Bij orgel en harmonium worden bepaalde registers contrabas genoemd.
2. Bij de zangstemmen wordt contra meestal in dezelfde zin gebruikt. Contr’altino, is de hoogste mannenstemsoort, die dus „tegen” de altstem aan ligt. De altstem zelf wordt in het Italiaans contralto genoemd, aangezien de hoogste stem in de a-capella koormuziek der late middeleeuwen met altus iz: werd aangeduid (Lat. altus = hoog). Onder contratenor verstaat men omstreeks 1400 een tegenstem tegen de tenor, die echter niet alleen lager dan de tenor, maar ook hoger dan de tenor kan liggen. Deze werd later gesplitst in een hogere (contratenor altus) en een lagere stem (contratenor bassus).
3. Het contraoctaaf is een toongebied, dat alle tonen omvat tussen contra-c en contra-b.
4. Onder contrasubject verstaat men in contrapuntische muzikale vormen een gegeven, dat regelmatig als tegenstem tegen het thema wordt gebruikt.
5. Contratempo ontstaat, wanneer bij een contrapuntische beantwoording van een thema de sterke maatdelen van het antwoord samenvallen met de zwakke maatdelen van het gegeven. Bij een gegeven met vrijwel gelijke notenwaarden is het contratempo gelijk aan de syncope.