(1) of uitstoting is het verschijnsel dat een klank die niet het begin of het einde van het woord vormde, verdwenen is. Bijv.: bogaard (uit boomgaard), troef (uit Frans triomph), patrijs (uit partrijs), kerspel (uit kerkspel), boel (uit boedel), z grammatische figuren.
(2, muziek) noemt men de overbinding van een licht naar het volgende zware maatdeel, ten gevolge waarvan het accent van dat zware maatdeel verschoven wordt naar het voorgaande lichte.