is een term uit de theorie van de internationale handel. De „wet van de comparatieve kosten” houdt in, dat de internationale en interregionale specialisatie in de voortbrenging wordt beheerst door de comparatieve kostenverhoudingen in verschillende landen of landstreken.
Volgens deze wet is het voor een land of een streek voordelig, zich te specialiseren in de voortbrenging van die goederen en diensten, waarvan de productie, vergeleken met elders, met de grootste kostenvoordelen of met de geringste kostennadelen gepaard gaat. Ook walmeer de absolute productiekosten —- in de zin van productiemoeite — voor een bepaald goed lager liggen dan elders, kan het voor een bepaald gebied voordelig zijn, dat goed van elders te betrekken en zich te specialiseren in de voortbrenging van die goederen ten aanzien waarvan de gunstige verschillen in absolute productiemoeite ten opzichte van andere gebieden nog groter zijn. Niet de absolute verschillen, doch de relatieve verschillen in productiemoeite zijn derhalve beslissend voor de internationale en interregionale arbeidsverdeling en voor de internationale en interregionale handel. Ook op de interpersonele arbeidsverdeling is de wet van de comparatieve kosten, die aanvankelijk voor de geografische arbeidsverdeling is opgesteld, van toepassing.De „law of comparative advantage” is voor het eerst ontwikkeld door Robert Torrens (1808) en David Ricardo (1817); haar naam dankt zij aan John Stuart Mill (1844). Met de opkomst van de subjectieve waardeleer in de economie is het inzicht gegroeid, dat de comparatieve prijsverschillen, welke de drijvende kracht vormen van de internationale en interregionale handel, behalve op comparatieve kostenverschillen tevens op comparatieve vraagverschillen berusten. De leer der comparatieve kosten is daardoor uitgegroeid tot leer der internationale en interregionale schaarsteverschillen (z Handel, Internationale, theoretisch).
DR C. GOEDHART
Lit.: A. M. de Jong, Internationale Handel en Handelspolitiek (i937); B. Whale, International Trade (1932); F. VV.
Taussig, International Trade (1927); J. Viner, Studies in the Theory of International Trade (1937); G. von Haberler, Der internationale Handel (1933); B. Ohlin, Interregional and International Trade (2nd ed. 1935).