(Latijn: collectio of collecta, inzameling of ook verzameling, van colligere, verzamelen), noemt men vooral geldinzameling ten behoeve van de armen of een of ander nuttig doel, zowel langs de huizen, als in de kerken. Personen, die met de inzameling zijn belast, noemt men collectanten, terwijl de staatsambtenaren, aan wie het incasseren van gelden voor loten der Nederlandse staatsloterij is opgedragen, de naam collecteurs dragen.
Zij, die in de middeleeuwen belast waren met het innen van de pauselijke belastingen, heetten collectoren.
Collecta, ook wel synaxis, was in de oud-Christelijke kerk de benaming voor een godsdienstige bijeenkomst, in het bijzonder als daarbij het Misoffer werd opgedragen. Op de Statie-dagen, wanneer de Paus in een der kerken van Rome plechtig het Offer opdroeg, had eerst in de Collecta-kerk een bijeenkomst plaats, waar plechtig een gebed, de Collecta, werd uitgesproken, waarna men zich in processie naar de Statie-kerk begaf. Het plechtige gebed (oratio), bij het begin van de Mis, en dat ook meerdere malen per dag in de getijden wordt gebeden, wordt eveneens collecte geheten en herinnert dus nog aan het voormalige gebruik van het gebed over het verzamelde volk in de Collecta-kerk. Deze collecta is altijd kort en streng van compositie en houdt verband met het feest, dat gevierd wordt of de plechtigheid die plaats vindt.
Gewoonlijk bestaat ze uit drie gedeelten: een smeking om verhoring, de gunst die verzocht wordt, en de sluitformule, die met kleine variatie altijd dezelfde is: door onze Heer Jezus Christus Uw Zoon, die met U (God de Vader) in de eenheid van de H. Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen. Aan dit gebed gaat Dominus vobiscum vooraf.
Het wordt ingezet met Oremus: laat ons bidden.
De R.K. Kerk geeft aan de collecta als wijze van eigendomsverkrijging door vrijwillige bijdragen van de gelovigen de voorkeur boven het heffen van belastingen, waartoe zij het recht heeft. Zowel de H. Stoel als de bisschoppen kunnen collecten voorschrijven.
Ook de pastoor mag zonder speciaal verlof van de bisschop een collecte houden in zijn kerk of parochie voor parochiale doeleinden.
Private personen mogen echter geen collecte houden zonder voorafgaande goedkeuring van de H. Stoel of van de eigen bisschop en van de bisschop van de plaats waar men wil collecteren (can. 1503). Ook het houden van inzamelingen langs de huizen en, volgens sommige auteurs, eveneens het collecteren per circulaire valt onder deze bepaling.
Ook het collecteren door religieuzen wordt door de Codex in de can. 621 -624 precies geregeld om misbruiken tegen te gaan.
DOM. A. BEEKMAN O.S.B.
P. H. L. VAN DER LAAN
Lit.: Hubertus van Groessen, Het Kerkelijk Recht (Roermond 1947); W. Mulder, Parochie en parochiegeestelijkheid (Nijmegen, 3de dr., 1947); Cocchi, Commentarium in C. I. C., vol. 5, enz.
In de kerken van de Reformatie heeft Collecta eveneens de bovengenoemde beide betekenissen: die van een kort gebed, waarvan er verschillende na elkander kunnen worden gebeden en waarvan elk een bijzonder doel heeft, en de inzameling van gaven. De collecta-gebeden zijn inzonderheid in de Anglicaanse Kerk nog steeds in gebruik. In andere kerken waren ze geheel of gedeeltelijk verdwenen (zo in de Ned. Herv.
Kerk), tot de Liturgische Beweging ze weer in zwang bracht. Dit proces is bij de Luthersen en Gereformeerden hier en elders nog gaande. De inzameling tijdens de eredienst is in nagenoeg alle kerken van de Reformatie gebruikelijk. Er komt echter een steeds sterker drang om haar niet te beschouwen als een nu eenmaal noodzakelijke „collecte”, die het gemakkelijkst in de kerk plaats heeft, doch als een essentieel deel van de eredienst.
Daartoe is hier en elders voorgesteld, en ten dele ook in practijk gebracht, de collecte als „offerande” in te leiden met een afzonderlijk gebed en de ingezamelde gaven naar de Avondmaalstafel te brengen, waar ze door de Dienaar van het Woord aan God worden opgedragen. De bedoeling is onmiskenbaar de collecte van een werelds-burgerlijk extra weer te maken tot een theologisch verantwoord deel van de dienst, tegen de huidige Protestantse en R.K. practijk in. Aansluiting is daartoe gezocht bij de Oudchristelijke gewoonte, volgens welke de offerande, het brengen van de gaven op het altaar, een wezenlijk bestanddeel was van de sacramentele eredienst en het offeren van de gemeente een treden in het Offer van Christus, dat in de dienst gevierd wordt, betekende.
PROF. DR G. VAN DER LEEUW.