Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CICISBEO

betekenis & definitie

noemde men in Italië sedert de 17de, te Genua wellicht reeds sedert de 16de eeuw, de vaste geleider en hoffelijke gezelschaphouder van een gehuwde vrouw; de benaming, van onzekere oorsprong, begint eerst veelvuldig voor te komen bij de schrijvers van het begin der 18de eeuw, toen het cicisbeo-wezen vooral te Venetië hoogtij vierde. De goede toon eiste, dat een gehuwd man uit aanzienlijke stand na het eerste huwelijksjaar of na de eerste bevalling van zijn echtgenote zich nog alleen in de woning met haar bemoeide; daarentegen was zij in gezelschap of in het publiek vergezeld van haar cicisbeo,haar „dienende ridder”, die haar reeds aan het ochtendtoilet zijn opwachting maakte en zich voorts voor alle, ook de belachelijkste, diensten te harer beschikking stelde

De cicisbeo werd dikwijls zowaar bij het huwelijkscontract aangewezen. Deze dwaze gewoonte, waaraan geen man van stand zich kon onttrekken en die verwoestend, zo al niet op het huwelijksleven zelf, dan toch op de waardigheid van het huwelijk inwerkte, is in het begin der 19de eeuw geleidelijk verdwenen. Muratori had (1707) het cicisbeismo reeds „een betreurenswaardig overblijfsel van de Franse overheersing” genoemd; Richard geeft in dl I van zijn Description historique et critique de l’Italië (1766) er tal van bijzonderheden over en vermeldt o.a. dat er bij het opstellen van het huwelijkscontract ener adellijke vrouw in overleg met de man één of meer cicisbei werden gekozen. Parini in de Mattino, Foscolo in de Gazzettino del bel mondo, Alfieri in II Divorzio (1803) zinspelen eveneens op het cicisbeïsme.

In Nederlands spraakgebruik hecht men aan de naam cicisbeo wel de betekenis van „erkend minnaar” (amant en titre), wat de 18de eeuwse cicisbeo juist nimmer mocht zijn; zijn taak was een ereplicht zonder meer.

MR H. VAN DEN BERGH

Lit.: F. Neri, Costumanze e sollazzi (Genova 1883); P. Molmenti, I cicisbei a Venezia, in Rass. naz. (16 Jan. 1901); A. Marenduzzo, I cicisbei nel settecento in Riv. d’Ital. (Aug. 1905); L.

Valmaggi, I cicisbei (Torino 1927). Voor een goed overzicht van het verschijnsel en verdere lit.: Ph. Monnier, Venise au XVIIIe siècle (Paris 1907), hfdst. IV.

< >