(Forsythia Vahl.) is een geslacht van algemeen bekende sierheesters, die bloeien vóór de bladeren komen. Het behoort tot de familie der Olijfachtigen (Oleaceeën) en ontleende zijn naam aan Wm.
Forsyth, een bekend Engels kweker. De tegenoverstaande, in de regel onbehaarde bladeren, zijn gesteeld en gaafrandig of gezaagd, soms 3-tallig.De heterostyle gele bloemen staan alleen of in groepjes van 2-6 axillair en hebben een 4-lobbige blijvende kelk, een diepe 4-delige kroon, 2 meeldraden en een stijl met 2- lobbige stempel, die dus korter of langer dan de meeldraden kan zijn. De vrucht is een 2-hokkige doosvrucht met veel gevleugelde zaden. Dit geslacht telt 6 soorten in Oost-Azië en één in Z.O.Europa, nl. F. europaea Deg. et Bald., een soort met gewoonlijk gaafrandige, 5-8 cm lange bladeren en merg in de takken. Fraaier soorten zijn: F. suspensa Vahl., met holle internodiën en vaak 3- tallige gezaagde bladeren aan overhangende twijgen en F. viridissima Lindl., met merg in de rechte takken en enkelvoudige, slechts boven het midden gezaagde bladeren, beide afkomstig uit China.
Van beide soorten bestaan ook variëteiten, zo de F. s. Fortmei Rekd., vormen met bonte bladeren, enz. Verder kent men nog de belangrijke hybride F. intermedia Zabel, het meest lijkend op F. viridissima, maar, evenals F. suspensa, op krachtige loten met enkele 3-tallige bladeren, met o.a. de vormen: F. i. densiflora Koehne, en F. i. vitellina Koehne. Genoemd zij ten slotte F. ovata Nakai, een fraaie soort uit Korea met merg en ovale gezaagde bladeren.
