A. OORLOGEN VÓÓR 1894
Korea vormde reeds in oude tijden de verbindingsschakel tussen China en Japan, om het bezit waarvan beide landen eeuwenlang zouden strijden. Dit geschil zou voor de ge-
hele wereld de ernstigste gevolgen na zich slepen.
Het eerste contact tussen het Hemelse Rijk en het Land van Nippon vond plaats ten tijde van Sje Hwang-ti, de bouwer van de Grote Chinese Muur (219 v. Chr.). Spoedig nam het „Eiland der Onsterfelijken” de Chinese cultuur over, doch terwijl deze betrekkingen zich gelukkig en vriendschappelijk ontwikkelden, stonden beide legers in 662 n. Chr. verbitterd tegenover elkaar.
De Japanse vloot ging brandend ten onder en China zegevierde. Er heerste vrede, totdat de horden van Choebilai Khan (1260-1294) zich over China uitstortten en ook Mandsjoerije en Korea overstroomden. De Mongoolse heerser wenste dat het „Land van de Opgaande Zon” eveneens zijn heerschappij erkende, doch de bewoners er van weigerden. De vertoornde vorst zond nu een vloot van 4000 schepen, bemand met 150000 Mongolen en Koreanen (1274).
De armada werd bij de Vijf Draken-eilanden vernietigd door een taifoen. Na de dood van Choebilai Khan werd de strijdbijl enige eeuwen lang begraven. Een uitzondering vormden Japanse zeerovers, die, bijgestaan door Chinese piraten, de kust van het vasteland onveilig maakten. Eerst in 1563 gelukte het de Ming-generaal Tsj’i Tsji-kwang China’s kusten te beveiligen.
Nauwelijks was deze bedreiging overwonnen, of een nog zwaardere stond voor de deur: de imperialistische eerste minister van het Japanse Rijk, Hideyosji, trad op als wereldveroveraar, nadat hij de krachten in zijn eigen land had samengebundeld. Eerst wist hij de Lioe-Kioe-eilanden, de Philippijnen en Siam aan zich te onderwerpen, om daarna het oog te slaan op Korea en China (1592). Korea was springplank en slagveld gelijk. De Koreaanse vloot wist de Japanse overzeese verbindingslijn te verstoren, waardoor het Japanse leger aan alles gebrek kreeg.
Te land keerde nu ook de kans: de victorie begon van P’ingyang en de zegetocht der verbonden Chinezen en Koreanen zette zich voort tot Seoul, waar een nederlaag werd geleden. Hideyoshi wist een wapenstilstand te sluiten. De rustige tijd, die nu volgde, wist de Japanse minister te benutten door in alle stilte een moderne vloot te doen bouwen, die in 1597 voor het eerst in de Japanse geschiedenis zegevierend uit de strijd te voorschijn trad. De daarop gevolgde inval verliep echter niet naar wens en blijvend succes bleef uit.
Op het bericht van de dood van Hideyoshi (1598) besloten de Japanse generaals tot onmiddellijke terugkeer naar het vaderland. Niet lang daarna kwam in Japan de Tokoegawa-clan aan de macht (Ieyasu, Shogun 1603) en viel het besluit van de Japanse regering het land voor alle verkeer met vreemde volken af te sluiten (1637). Ook met China werd het contact verbroken. Zeven jaren had de strijd geduurd; Korea was verwoest en de winst voor Japan was nihil.
Slechts kon het een kolonie stichten in Foesan. Korea was in de armen van China geworpen en zwoer een eeuwige haat tegen de Japanners. Ongehinderd door Japan kon de Mandsjoe-dynastie (1644-1911) de suzereiniteit over Korea uitoefenen.
B. OORLOG VAN 1894-1895
Het imperialistische Japan zag in China een gemakkelijke prooi. Reeds in 1871 werden moeilijkheden gemaakt met China over Formosa en de Lioe-Kioe-eilanden. Aangemoedigd door het succes, wendde het nu zijn blik naar het vasteland, en ondernam de eerste pogingen om de band tussen China en Korea losser te maken. Een aanleiding was spoedig gevonden (1875) en China haastte zich er bij Korea op aan te dringen vredesonderhandelingen te openen. 26 Febr. 1876 werd tussen Korea en Japan een handels- en vriendschapsverdrag gesloten.
Korea’s onafhankelijkheid was hiermede erkend; Japan was zegevierend uit de strijd gekomen. Om nu de Japanse invloed op te heffen, gaf China de raad eenzelfde soort verdragen met de Westerse Mogendheden te sluiten. Intussen werd het land verscheurd door binnenlandse twisten. Als China’s vertegenwoordiger werd te Seoul geplaatst Yuan Sje-k’ai (1885), later president van de Chinese Republiek, terwijl Japan supervisie-rechten bedong.
Korea maakte onmiddellijk gebruik van zijn pas-verworven recht en nodigde de Czaristische regering uit het Koreaanse leger te hervormen, waartegenover zij het recht verkreeg gebruik te maken van Port Lazareff voor de Russische vloot. Japan zag hierin een direct gevaar; Engeland vreesde voor een verstoring van het evenwicht in Azië, ter herstelling waarvan het Port Hamilton bezette. Rusland besloot daarop tot de bouw van de Trans-Siberische Spoorweg, hierin financieel bijgestaan door Frankrijk. In Korea zelf werd nu een intrige-spel gespeeld en traden de China-partij en „Jong-Korea” tegen elkaar in het krijt, zonder dat de Koreaanse regering ingreep.
De binnenlandse onlusten culmineerden in de opstand der Tong-haks, die bezield waren van een vreemdelingenhaat. Deze onrust kon mogendheden buiten China of Japan aanleiding geven zich te mengen in de Koreaanse zaken. Ongetwijfeld had Japan Rusland op het oog, welks expansiedrang naar het Oosten een doorn in het oog was van de militaire groep. Een voorwendsel was spoedig gevonden en in 1894 brak de Chinees-Japanse oorlog uit.
Korea werd door de Japanse troepen overstroomd en de Chinezen werden het land uitgedreven. De Koreaanse vorst moest bij edict het regeringssysteem wijzigen en het economische en sociale leven moderniseren. De Chinezen voor zich heen drijvend, trok het Japanse leger Mandsjoerije door en stond weldra voor de poorten van China. Nadat leger en vloot de capitulatie van China’s tweede oorlogshaven aan de golf van Petsji-li, Wei-hai-wei, hadden afgedwongen, wendde de Mandsjoe-regering zich tot de V.S. om de vrede te bemiddelen.
Rusland kon de vestiging van Japan in Mandsjoerije, waardoor een verdere expansie van Rusland in die richting onmogelijk werd, niet goedkeuren. Gesteund door Frankrijk en uiteindelijk ook door Duitsland, gaf het Japan de vriendschappelijke raad van Liaotoeng (Port Arthur) en Weihai-wei af te zien. Japan stemde toe tegen een verhoging der schadeloosstelling met 30000000 taels. De definitieve vrede kwam op 8 Nov. 1895 tot stand.
Japan kwam uit deze strijd te voorschijn als de gelijke der Westerse Staten. Tot slot werd op 21 Juli 1896 tussen China en Japan een handelsverdrag gesloten. De Japanse oorlogspartij was ontevreden, omdat op het vasteland van Azië niets was bereikt. Dit ideaal werd niet opgegeven.
C. OORLOG 1937-1945
Na de oorlog van 1894-1895 wierp Japan zich met nog grotere kracht op de industrialisatie van zijn land en de uitvoer der gerede producten. Om de bevolking te kunnen voeden moest de landbouw intensiever worden beoefend. Deze snelle bevolkingstoeneming deed haar invloed gelden op de Japanse buitenlandse politiek. De regering zocht een uitweg voor het surplus aan mensenmateriaal in de Pacificlanden, welker regeringen al spoedig maatregelen namen om de deur voor deze invasies gesloten te houden.
Deze in de ogen der Japanners onwelwillende houding was weer van invloed op de Japanse buitenlandse politiek. Nog te meer verbitterden de buitenlandse maatregelen, sinds de afloop van de Russisch-Japanse oorlog (1904-’05) de zelfverzekerdheid had doen ten top stijgen en geloof deed hechten aan Japans suprematie over geheel Azië.
Na 1895 werd China nauwelijks meer geacht. Rusland bezette Port Arthur (een slag in het aangezicht van Japan) en trok de Trans-Siberische spoorlijn dwars door Mandsjoerije naar Wladiwostok. De „battle of concessions” werd ingezet en China verdeeld in belangensferen, terwijl de V.S. de „Open Deur” proclameerden.
Wereldoorlog I zette Japan steviger in het zadel. Het breidde zijn markten uit, bouwde een koopvaardijvloot, die spoedig het Pacific-goederenvervoer monopoliseerde. Voor Korea werd de kroon op het werk gezet door het Engels-Japans verdrag (igo2), herzien in 1905, waarin Japan de vrije hand werd gegeven om alle maatregelen te nemen, die nodig waren om in Korea — Chosen genaamd — zijn belangen te beschermen. Na de Russisch-Japanse oorlog (1904-’05) trok Japan Mandsjoerije in zijn belangensfeer.
Het was een gebied, rijk aan steenkolen en ijzer. Het Chinese optreden tegen de communisten in Centraal-China, de buitengewone overstromingen van de Gele Rivier en de Yang-tse-kiang, waardoor honderdduizenden verdronken en millioenen aan de hongerdood waren overgeleverd, en het „Nakamura-geval” (vermoording van de Japanse officier Nakamura door Chinese soldaten) deden Japan de tijd rijp achten voor een gewapend optreden (1931). Het in de lucht vliegen van een spoorweg bij Moekden (18 Sept. 1931) deed de Mandsjoerijse crisis ontstaan. Spoedig had Japan, zonder enige tegenstand van China, een paar provincies bezet.
China riep de hulp in van de Volkenbond en sprak gelijktijdig de boycot van Japanse artikelen uit. De Japanse vloot beschoot Sjanghai, het centrum van de boycot-organisatie, doch de sterke tegenstand der Chinese troepen deed de vloot en de landingstroepen terugtrekken (Mei 1932). Tegelijk wist Japan in Mandsjoerije een onafhankelijkheidsbeweging te ontketenen. De republiek Mandsjoekwo — weldra keizerrijk — werd door Japan erkend (15 Sept. 1932).
Dit was het antwoord op het rapport van de Lytton Commission. Nadat de Volkenbond Japan in het ongelijk had gesteld, verliet het 27 Mei 1933 deze organisatie. Terwijl China in Centraal-China werd vastgehouden, zag Japan kans door te dringen in het gebied ten O. van Pe-king. De wapenstilstand van 25 Mei 1933 stelde Japan in het bezit van het nieuw veroverde stuk.
In de twee volgende jaren werd Japans positie versterkt en in Juli 1935 vielen het weer nieuwe concessies toe. De eerstvolgende stap was de poging tot vorming van een Noordchinese staat. Hierin werd het tegengewerkt door de communisten. Dit alles leidde tot een sterke spanning tussen beide landen.
Een klein vonkje was nu voldoende de grote brand te doen uitslaan. Het incident op 7 Juli 1937 bij de Marco Polo brug of de Loukou-tsj’iao deed de strijd ontbranden. 29 Juli trok Japan Pe-king binnen en rukte in drie richtingen verder.
Nu opende Japan door de aanval op Shanghai, 13 Aug. 1937, in Midden-China een nieuw front. Na een strijd van twee maanden moest het Chinese leger zich terugtrekken (overmacht van vliegtuigen) en bezette het Japanse leger later de stad Nan-king (15 Dec. 1937). De centrale Chinese regering had reeds uit voorzorg haar zetel verplaats naar Hank’ou. Een deel der Japanse troepen volgde nu de spoorlijn Pe-king-P’oe-k’ou naar het Noorden om op de grenzen van Shantoeng en Kiangsoe de eerste nederlaag te incasseren bij T’aiertsjwang.
Een andere groep volgde de Yangtse-kiang om Hank’ou aan te vallen. Inmiddels wist een der noordelijke legers T’ai-yuan te bezetten, waardoor het Z. van Sjansi onder controle kwam. Het Kwantoeng-leger wist de Suiyuanprovincie binnen te dringen en vormde op 29 Oct. 1937 de Federated Autonomous Government of Mongolia. Op 14 Dec. 1937 trad een voorlopige regering voor China te Pe-king op.
De tweede faze van de strijd zag de strijd om Hank’ou, waarvoor echter eerst de troepen werden hergegroepeerd. De Chinezen wisten dit zo uit te buiten, dat het succes der Japanners in Noord-China beperkt bleef tot de grote steden langs de spoorlijn. Eerst op 25 Oct. 1938 viel Hank’ou. 21 Oct. 1938 werd Canton bezet. De Conferentie van München had Japan moed gegeven onder het oog der Engelse regering deze stad aan te vallen.
Japan verklaarde de Chinese tegenstand ineengestort. De derde faze van de strijd brak nu aan. China was verdeeld in een vrij China, afgesloten van de zee, waar de regering zich had teruggetrokken in Tsj’oeng-king. Het terugtrekkende Chinese leger paste de „politiek der verbrande aarde” toe en de generalissimus lokte het Japanse leger steeds verder de binnenlanden in.
Toch lukte het Japan niet China geheel te bezetten. Het werd een lange strijd, waarin de communistische legers uitblonken als guerrilla-strijders. Ook de luchtbombardementen konden de taaie Chinese geest niet breken. In lange rijen trok het volk westwaarts.
Professoren en studenten verlieten de oostelijke universiteitssteden en stichtten in Yunnan en Szetsj’wan nieuwe hogescholen. Het vrije China kon slechts van het nodige voorzien worden langs de karavaan-weg in het N.W. van Rusland uit; via de Yunnan-spoorweg van Frans Indo-China uit; de autoweg uit Frans gebied naar Tsj’oeng-king; de „Burma-weg”, de „Hump”, en de vliegroute van Brits-Indië uit, de Stilwellweg.
Intussen braken onenigheden uit tussen communisten en de Kwo-min-tang, waardoor het mogelijk werd dat Japan, ondanks zijn strijd in Z.O.-Azië, in 1944 het leger van Tsj’oeng-kingkon verslaan en wist door te breken naar Indo-China. Verschillende Japanse vredesvoorstellen stuitten af op de Chinese onwil, die voor een deel werd aangewakkerd door de Geallieerden. Daarom beproefde het de Chinezen tegen elkaar uit te spelen. In 1937 werd in het Noorden een Marionettenregering opgericht, met als hoofdplaats Pe-king, terwijl Nan-king een zuidelijke regering herbergde.
In 1940 vormde Wang Tsjing-wei, de „oude vos”, een der leiders van de partij, een tegenregering onder Japanse leiding.
14 Aug. 1945 bood Japan zijn onvoorwaardelijke overgave aan, nadat op 13 Aug. de Mongoolse Volks-Republiek de Heilige Oorlog had uitgeroepen tegen Japan. Het Kwantoeng-leger gaf zich op 21 Aug. over, op 23 Aug. bezette Rusland geheel Mandsjoerije, terwijl Engeland de 30ste Aug. Hong-kong weer terugkreeg, g Sept. 1945 werd de acte van overgave getekend door 1000000 Japanse troepen in China, Formosa en Frans Indochina. PROF. DR F. C. GERRETSON
Lit.: H. M. Vinacke, Ph. D., A History of the Far East in Modern Times (New York 1947) en de daarin genoemde literatuur; J.
J. L. Duyvendak, Wegen en Gestalten der Chineesche Geschiedenis, 2de dr. (Amsterdam 1948).