(Chin. Wan-li-tsj’ang-tsj’eng, „Muur van tienduizend mijlen”) is de geweldige muur, die als bescherming tegen de invallen der nomaden-volken in het N. langs de noordgrens van het eigenlijke China werd opgericht. Er werd aan gebouwd door verschillende keizers; een groot deel er van kwam tot stand onder de beroemde Tsj’in Sje Hwang -ti (gest. 210 v.
Chr.). De muur werd hersteld in het begin van de Mingdynastie. Hij is 2450 km lang, en op bepaalde afstanden van bolwerken en wachttorens voorzien. Sedert de regering der Mandsjoes is de muur alleen nog maar een geografische scheiding: de militaire bezetting werd slechts gehandhaafd bij belangrijke passen, als de Sjan-hai-kwan in het uiterste O., de Kalgan-pas in het N.W. van Tsje-li, de Yen-men-pas in het N. van Sjan-si en de Tsjia-yu-pas geheel in het W.
