Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CHASSIDISME

betekenis & definitie

(van het Hebreeuwse: chasid = vrome, in diverse fazen der Joodse geestesgeschiedenis gebruikt ter aanduiding van de bijzonder devote) is de naam van een religieuze volksbeweging, de jongste faze in de geschiedenis der Joodse mystiek, ontstaan in het Poolse Jodendom der 18de eeuw, maar ook gedurende de 19de en 20ste eeuw in verschillende vormen voortlevend in Oost-Europa, Amerika en Palestina en van indirecte invloed op het Westeuropese Jodendom.

Het Chassidisme neemt vele denkbeelden over — met name uit de Kabbalah — waaraan dan een eigen vorm en kleur wordt verleend door het historische milieu, waarop de beweging een reactie is en door het persoonlijke charisma van haar leiders.

Na de grote Chmielnicki-pogroms in 16481649 beleeft de Joodse gemeenschap in Polen een ontzettende nedergang, nog geaccentueerd door het drijven der R.K. geestelijkheid en een antisemietische pamfletten-literatuur; het ontwikkelde en vertakte zelfbestuur der Joden, welks door en door oligarchische structuur een zware druk oplegde aan de volksmassa’s en verspreide uitingen opriep van machteloos verzet, vertoont bedenkelijke trekken van corruptie; er gaapt een kloof van vervreemding tussen het volk en de geleerde rabbijnen, wier hovaardige belangstelling voor scherpzinnig-bedachte maar onwerkelijke mogelijkheden en moeilijkheden in de studie van de wet en haar toepassing niet tegemoetkomt aan de religieuze hunkeringen der onwetende scharen; de sterke stromingen en secten, die ook nadat de pseudo-Messias Sabbatai Tsewi tot de Islam is overgegaan blijven geloven in zijn messianiteit prediken een leer van drieëenheid en van de heiligheid der zonde en bedreigen in religieus nihilisme en sexuele bandeloosheid de Joodse moraal en het Joodse monotheïsme.

In deze kritieke situatie betekent de onderrichting van Israël ben Eliëzer Baal Schem Tov (ca 1700-1760), die als stichter van het Chassidisme geldt, troost en heul voor brede lagen van het volk, hij neemt elementen op uit de gangbare stromingen, die hij echter van hun gevaarlijke tendenzen ontdoet. De Baal Schem Tov laat geen enkel geschrift na; zijn welhaast legendarische figuur is meer van belang als schepping dan als schepper van het Chassidisme. Chassidische denkbeelden leren wij afgezien van een héél enkel systematisch geschrift kennen uit de homiletiek der chassidimleiders en vooral uit de talrijke verhalen omtrent hun persoon en hun uitspraken. In het Chassidisme ontbreken niet klachten over het leven in ballingschap, uitingen van heimwee naar en vestiging in Palestina.

Echter praevaleert boven het nationale verlangen naar verlossing uit het Galoeth het streven van het individu naar de gemeenschap met zijn God. Deze devëkut — het begrip is uit de Kabbalah bekend als het voorrecht van enkele uitverkoren ingewijden — moet in het Chassidisme het deel worden van alle mensen van goeden wille, zij neemt hier vormen aan van verregaande gemeenzaamheid; de Chassid is vrijmoedig, zelfs vermetel, tegenover God; zijn Godsbeeld vertoont vaak anthropomorfistische trekken. De chassidische idee van de Alomtegenwoordigheid Gods is niet vrij van een — alweer uit de Kabbalah afkomstige — pantheïstische inslag: in alle mensen en dingen sluimert een vonk Gods, die de mens tot ontvlamming kan brengen, door elke willekeurige handeling: de schoenmaker, die de zool van een schoen vastnaait aan het bovenleer verbindt bij iedere steek God met de wereld. Deze concepties bepalen de leer der chassidische hoofddeugden t.w. nederigheid, vreugde en extase.

Dat een vonk Gods aanwezig is in ieder individu moet elke zelfverheffing boven de medemens uitsluiten, ook boven de onwetende en schijnbaar slechte. Immers, doordat God belichaamd is in alle dingen, bestaat er géén absolute slechtheid. Dit bewustzijn verleent aan het Chassidisme een optimistisch karakter. De mens moet tot God naderen uit vreugde — immers, verdriet is een vorm van egoïsme -—, de nabijheid Gods is zelf een bron van vreugde.

De vereniging met God kan worden voorbereid door het in deemoed en vreugde vervullen van Zijn Wil, bereikt wordt zij in de extase: hitlahavut, d.i. de ontvlamming van de in de mens sluimerende Godsvonk. De extase kan worden opgewekt door eenzame contemplatie, door gemeenschappelijke dans of zang, ook door drank; zij bereikt haar hoogste vorm in het spontane gebed, het tweegesprek met God, dat de wereld kan vernieuwen, vóór hetzelve bedenke de chassid, dat hij bereid zij tijdens het gebed te sterven, terwille van de verhoring. Bijzondere kracht bezit het gebed van de tsaddik, die krachtens zijn deugden God gezocht en gevonden heeft en in gemeenschap met God leeft. De tsaddik vormt het natuurlijke middelpunt van de sociologisch uiterst interessante vormen van religieus groepsleven der chassidim, met name de gemeenschappelijke maaltijden speciaal op Sabbath hun heildronken, hun zang en dans: hier wortelen ook de bekorende en populaire melodieën der chassidische muziek, soms ernstige, gewoonlijk uitgelaten-vrolijke.

A priori behoort tot de middelen, waardoor de gemeenschap met God bereikt wordt, niet de studie der wet. In het systeem van Schneür Zalman uit Ladi, de tweede opvolger van de Baäl Sehern Tov (1777-1812) ende grondlegger van een intellectualistische richting in het Chassidisme (Chabad) geldt echter de Thorahstudie als hoger in rang dan de overige geboden. Bij het streng-Talmoedische rabbinisme stuitte het Chassidisme op fel verzet, wat leidde tot banvloeken en conflicten (slechts in een heel laat stadium en bij hoge uitzondering maakten de twee groepen gemeenschappelijk front tegen de verlichting), overigens bleek dit voor de uitbreiding der beweging geenszins schadelijk. Echter bleek het Chassidisme geen weerstand te kunnen bieden aan de gevaren, die het van binnen uit bedreigden.

In het individualisme en vooral in het pneumatische leiderschap lag van meet af aan een kiem voor het zgn. Tsaddikisme, de verering van de chassidimleider, waaraan vooral de opvolger van de Baal Sehern Tov, Dob Bär uit Misricz (1760-1772) voedsel gaf, ontaardt aldra in een ware cultus, waarin hofstaat, bedevaarten, geloof in magische krachten en ook steekpenningen niet ontbreken. In de 19de eeuw is de waardigheid gewoonlijk erfelijk, er ontstaan regelrechte tsaddikim-dynastieën, tussen welke veten heersen. Ook de vreugdevolle extase door dans en drank werkte ontaardingsverschijnselen in de hand.

Pogingen tot regeneratie bleven niet uit.

Martin Buber vond in het oorspronkelijke Chassidisme een voorbeeld bij uitstek van de directe, dialogische verhouding mens-God en populariseerde in vele geschriften onder Joden en niet-Joden in West-Europa een neo-Chassidisme, ontdaan van zijn religieuze vormen, losgemaakt van zijn sociologische bindingen en daardoor verwaterd.

DR I. L. SEELIGMANN

Bibl.: Anthologieën: M. Buber, Die chassidischen Bücher (Hellerau 1928); L. I. Newman, The hasidic anthology (New York-London 1935).

Lit.: L. Gulkowitsch, Der Hasidismus (Leipzig 1927); A. Z. Aescoly-Weintraub, Le Hassidisme (Paris 1928); S.

Dubnowj Gesch. d. Chassidismus I—II (Berlin 1931); T. Ysander, Studien zum B’estschen Hasidismus (Uppsala 1933); M. Buber, Deutung des Chassidismus (Berlin 1935); L.

Gulkowitsch, Die Grundgedanken des Chassidismus als Quelle seines Schicksals (Tartu 1937); Idem, Das kulturhistorische Bild des Chassidismus (Tartu 1938); O. Wolfsberg, Zur Zeit- und Geistesgesch. d. Judentums (Zürich 1938); G. Scholem, Major trends of jewish Mysticism (New York 1946); B.

Dünaburg, De oorsprongen van het Chassidisme en zijn sociale en messiaanse elementen (Hebr.), Zion VIII-X 1943-1945.

< >