in de Griekse mythologie de veerman der Onderwereld, die de schimmen der afgestorvenen met zijn boot over de Styx, de rivier tussen boven- en onderwereld, bracht en daarvoor van elk een muntstuk (obool) ontving, dat men de overledene bij de begrafenis in de mond legde. Wie niet begraven was of geen obool bezat, moest als een schim langs de oever der rivier ronddwalen, totdat de grijze, norse veerman zich bewegen liet, hem naar de andere zijde te brengen. (In werkelijkheid schijnt de „obool van Charon” een laatste rest te zijn van de dodengaven — spijzen, vaatwerk, wapens enz. — die men de afgestorvenen in oudere tijden placht mee te geven op de reis naar de onderwereld.) Men dacht zich Charon in de gedaante van een oud, knorrig man met een ruige baard en een fonkelende blik.
De Etruriërs stelden hem voor als een soort doodsengel, met een schrikwekkend uiterlijk en een dubbele hamer; een man met dit masker sleepte de lijken der gedode gladiatoren weg.Charos of Charontas is in de Neogriekse folklore de geest van de dood. Deze figuur heeft zich geheel anders ontwikkeld dan in de mythologie, en wordt niet tot een verpersoonlijking van de dood door een skelet, zoals dat in het Oosten heeft plaats gehad gedurende de middeleeuwen. In het populaire Griekse lied is Charos een knappe jongeman, in het zwart gekleed, gezeten op een zwart paard, enige zoon en zeer geliefd bij zijn moeder, de zwarte aarde; het spreekt vanzelf, dat niemand aan hem weerstand kan bieden. Inderdaad wordt zelfs de grote Griekse held uit de middeleeuwen, Basileus Digenis Akritas door hem ter aarde geworpen.
Bibl.: Men vergelijke de verklaring die prof. dr D. C. Hesseling van Charos gegeven heeft (Charos, ein Beitrag zur Kenntnis des neugriechischen Volksglaubens: Charos rediens (in: Byz. Ztschr. 1929-1930, Festgabe Heisenberg, blz. 186 vlg.)), en Le Charon byzantin (in: Neophil.
XVI, 1931, blz. 131 vlg). Zie 00k de folkloristische studies van prof. N. Politis, in het bijzonder ,,Paradoseis” (= tradities), Athene 1904 (Grieks).