naam van enige gravinnen van NASSAU.
Charlotte Brabantina, gravin van NASSAU, later hertogin van Trémoïlle (Antwerpen 17 Sept. 1580 - Chateau Renard Oct. 1631), was de vijfde dochter van Willem de Zwijger en Charlotte van Bourbon. Zij werd opgevoed door Louise de Coligny en huwde 11 Mrt 1598 met Claude de la Trémoïlle, hertog van Thouars (gest. 1604), een der aanzienlijkste Hugenoten. Als weduwe woonde zij meest te Sedan (haar zwager was de Hertog van Bouillon) of te ’s-Gravenhage. Zij had veel verdriet over haar zoons, van wie de oudste, Henri, in 1628 katholiek werd en de jongste een avontuurlijk leven leidde.
Lit.: Joh. Naber, Prinsessen van Oranje en haar dochters in Frankrijk (Haarlem 1901); Elisabeth de Nassau, lettres à sa soeur Charl. Brab., éd. p. P.
Marchegay (1875); Lettres de Louise de Coligny à sa belle fille Charl. Brab. (1872).
Charlotte Flandrina, gravin van NASSAU (Antwerpen 18 Aug. 1579 - klooster Ste-Croix bij Poitiers, 10 Apr. 1640), was de vierde dochter van Willem de Zwijger en Charlotte van Bourbon. Zij werd ter opvoeding (reeds in 1580) toevertrouwd aan haar nicht Madeleine de Longwy, die abdis was van Paraclet (Champagne) en protestantse neigingen had. Zijzelf werd daardoor echter geheel en overtuigd katholiek en onderscheidde zich door een vroom leven en grote bekeringsijver, zeer bevriend met de Jezuïeten. In 1594 nam zij het nonnenkleed aan, in 1605 werd zij abdis van Ste Croix bij Poitiers, waar zij haar tante opvolgde en tot haar dood bleef.
Lit.: Joh. Naber, Prinsessen van Oranje en haar dochters in Frankrijk (Haarlem 1901); H. J. Allard, Studiën II (1890); Claude Allard, Miroir des âmes religieuses ou vie de C.
F. de Nassau (Poitiers 1653).