werd op instigatie en onder leiding van Thomas Chadbourne, vertegenwoordiger der bij de suikerindustrie op Cuba belanghebbende Amerikaanse banken, in 1930-’31 tussen een aantal landen, in de eerste plaats Cuba en Nederland (Java), gesloten, ten einde tot een betere aanpassing te komen van de productie aan de vraag op de wereldmarkt. De overeenkomst werd, behalve door Cuba en Java, ondertekend door Polen, Tsjechoslowakije, Duitsland, België en Hongarije.
Bij deze overeenkomst werd — met uitzondering van Cuba, ten aanzien waarvan wél een directe bepaling van de omvang der productie werd opgenomen — aan de deelnemende landen geen directe productiebeperking opgelegd, doch werd voor ieder land voor de eerstkomende vijf jaren een exportquote vastgesteld. Deze landen verplichtten zich evenwel er voor te zorgen, dat geen surplusvoorraden zouden ontstaan. In Mei 1931 is zij herdoopt in de Brusselse Conventie, waarbij een internationale suikerraad (international sugar council) is ingesteld, welke maandelijks zou bijeenkomen ter bespreking van nieuwe vraagstukken, welke zich op de suikermarkt mochten voordoen. Nadien zijn als leden nog Peni en Joegoslavië toegetreden.
Het doel bij de Chadbourne-overeenkomst gesteld is echter niet bereikt. De toestand op de suikermarkt werd steeds slechter. Van invloed waren hierop de daling van de koopkracht over vrijwel de gehele wereld, waardoor de vraag naar suiker achteruitliep, en de gestimuleerde opbloei van de suikerproductie in een aantal importlanden.Men heeft het suikervraagstuk op de in Londen in 1933 gehouden Economische Wereldconferentie aan de orde gesteld, evenwel zonder succes. Zonder resultaat bleef ook de conferentie, welke, vooral op aandrang van de Britse regering, in 1934 door de Chadbourne-landen werd belegd en waarbij ook Groot-Brittannië en U.S.A. aanwezig waren.
In 1936 expireerde de Chadbourne-overeenkomst. Hoewel de conjunctuur zich toen in opwaartse richting bewoog, hetgeen ook merkbaar was op de suikermarkt, is het overleg in zake de suikerkwestie voortgezet. Van 5 Apr. tot 6 Mei 1937 hadden in Londen besprekingen plaats, waaraan de meeste der oude Chadbourne-landen alsmede een aantal invoerlanden als Groot-Brittannië, Frankrijk en U.S.A. deelnamen. Deze conferentie had het tot stand komen van een suikerconventie tot resultaat, waarin o.a. door het vaststellen van exportquota regeling van de verhouding tussen aanbod en vraag werd nagestreefd.
DR TH. L. M. THURLINGS
Lit.: A. W. Voltz, Plannen tot verbetering der suikerpositie, Econ.-statistische berichten, 22Üct. ’30; Idem, De suikerconferentie te A’dam en Brussel, E.-S. B., 24 Dec. 30; Idem, De suikerrestrictie volgens het plan Chadboume, E.-S.
B., 22 Apr. ’31; G. Mikosh, De eerste resultaten, E.-S. B., 7 Jan. ’31; J. H.
Cohen Stuart, Een onpractisch plan, E.-S. B., 7 Jan. ’31; A. de Graaff, Chadbourne in Europa, E.-S. B., 23 Dec. 31; Overzicht van de uitvoer van suiker onder het Chadbourne-plan (Statistisch materiaal), E.-S. B., 23 Dec.’31; J. van Gelderen, De internationale suikerconventie, E.-S.
B., 19 Mei 37.