een der 17 „administrations” van het voormalige Brits-Indische rijk. De Centrale Provinciën liggen in het midden van Voor-Indië tussen i7°5o' en 240 27' N.Br. en tussen 76° en 85° 15' O.L.v.Gr.
Zij beslaan een oppervlakte van 209103 km2, Berar 46105 km2 en tellen 13217718, resp. 3604866 inw. Thans maken de Centrale Provinciën en Berar deel uit van het dominion India.Het grootste gedeelte van het gebied is een golvend plateauachtig heuvelland. Werkelijk bergland vertoont het land slechts in de Kaimur Range, de oostelijke voortzetting van het Vindhyagebergte, alsmede in de zuidelijke en westelijke delen, waar de westelijke terrassen van de Oost-Ghats ver in het gebied opdringen. Door de boogvormig van het W. naar het O. lopende keten van het Satpuragebergte worden de Centrale Provinciën in een klein noordelijk en in een groot zuidelijk deel verdeeld. Dit gebergte vormt met de oostelijke helft van de Vindhyaketen een breed dal, dat door de middenloop van de Narbada doorstroomd wordt, die de grens vormt tussen de Centr.
Provinciën en Centraal-Indië. De grootste samenhangende vlakte is die van Tsjatisgarh. Aan de noordelijke zijde daarvan stroomt de boven- en middenloop van de Mahanadi, de grootste rivier der centrale gebieden.
De vruchtbaarste streken zijn de rivierdalen, de vlakte van Tsjatisgarh en het land tussen het Satpuragebergte en de Wardha. Het gebied brengt vooral katoen, rijst, tarwe, benevens maïs, suikerriet, oliezaad, verfstoffen, verschillende harssoorten, timmerhout en bijenwas voort. Katoen wordt hoofdzakelijk in Berar en in het W. van de Centr. Provinciën geteeld, rijst in het oostelijk deel en tarwe in het noordelijk deel.
Aan delfstoffen levert het gebied vooral steenkolen en mangaanerts.
Volgens de volkstelling van 1941 waren in dit deel van Voor-Indië 12931996 Hindoes, 2937364 Animisten, 783697 Mohammedanen, 84593 Dsjains, 58569 Christenen, 14996 Sikh en 2014 Parsi. Het geboortecijfer bedraagt ongeveer 38 per 1000 inw., de sterfte 31. De heersende talen zijn het Hindi in het N. en O., in het Z. het Telugu, in het W. het Mahrattisch, terwijl in afgelegen streken de taal der Gond gesproken wordt. De algemene omgangstaal is het Hindostani of Urdu.
De voornaamste steden zijn Nagpoer (301957 inw.), Jubbulpore (178339), Amraoti (74309), Saugor (63933)) Raipoer (63465) en Akola (62564).
Het binnenlands verkeer geschiedt gedeeltelijk langs landwegen, gedeeltelijk over de bevaarbare rivieren en verder langs de spoorweg.
De Centrale Provinciën werden 2 Nov. 1861 gevormd uit het (in 1853 als provincie onder direct Brits bestuur geplaatste) koninkrijk Nagpoer en de gebieden Saugor en Nerbudda. In 1853 werden bij verdrag met Hyderabad de Hyderabad Assigned Districts, omvattende het gebied dat nu bekend staat als Berar, aan de Engelsen afgestaan. Deze districten werden tot 1902 als een afzonderlijke administratieve eenheid bestuurd. In dat jaar werd Berar onder de chief commissioner van de Centr.
Provinciën geplaatst; sedert 24 Oct. 1936 worden de Centr. Prov. en Berar als één geheel bestuurd. In 1920 werd de chief commissioner gouverneur. Als uitvloeisel van de Government of India Act van 1935 verkreeg de provincie op 1 Apr. 1937 de autonome status.
De provincie kreeg een wetgevend lichaam van 112 gekozen leden. In Nov. 1939 nam, als gevolg van het aftreden van het Congresministerie, de gouverneur de macht in handen en behield deze aan zich tot 27 Apr. 1946. Het gebied was onderverdeeld in 4 divisies en 19 districten met Nagpoer als hoofdstad (zomerresidentie is Pachmarhi). In 1948 werd de administratieve indeling geheel gewijzigd.
H. A. BOMER.