Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CENSUS

betekenis & definitie

was bij de oude Romeinen de schatting van het vermogen der burgers (z censor). Zij vond om de vijf jaar plaats op het Marsveld, waar ieder hoofd ener familie moest verschijnen, om alle gegevens op te geven betreffende zijn gezin en zijn bezittingen; de ridders (equites) verschenen daar met hun paard.

Zij werd besloten met een lustrum (reinigingsoffer), een naam, die overging op elke periode van vijf jaar. Als „bezit” werd eerst uitsluitend grondbezit gerekend, later ook vermogen in geld. Van de schatting hing de plaats in het leger af en de bepaling der politieke rechten. Zij, die niet in een klasse werden opgenomen, bezaten geen feitelijk burgerrecht.De censoren hadden het recht ook om andere redenen dan de grootte van het bezit in een lagere klasse te plaatsen, vnl. als straf wegens slecht gedrag. De census had dus als gevolg:

a. het vaststellen van de lijst der burgers, verdeeld in verschillende klassen en afdelingen (en daarmede dus ook van hen, die gerechtigd waren in de senaat te komen of de rang van ridder (eques) te bekleden) en

b. het vaststellen van de lijst van dienstplichtigen, eveneens verdeeld over de verschillende rangen.

Ook in de steden in Italië werd, wellicht op voorbeeld van Rome, de census gehouden. Belangrijk is in de keizertijd de census in de provincies, door Augustus ingevoerd, om de belastingen rechtvaardig en billijk over de bevolking te verdelen. Als eerste is zulk een schatting bekend in Gallië uit 27 v. Chr.

Deze geschiedde door de stadhouders op bevel van de keizer, en werd uitgevoerd door een rij van beambten, speciaal procuratoren. De bewoners der provincies moesten daartoe zelf hun gezin en hun bezittingen opgeven. Deze aangiften werden nauwkeurig gecontroleerd en in registers (het grondbezit in kadaster) opgetekend; bij elke census (trouwens als het nodig was ook op andere tijden) werden deze registers gerevideerd. Augustus had wellicht dit gehele systeem (dat dus tegelijk een volkstelling was en een bepaling van het bezit) aan Egypte ontleend, waar het vermoedelijk al in de vroegste tijden, maar zeker in het Middenrijk (2100-1700 v.

Chr.) voorkwam. Deze census in Egypte is ons thans uit papyri voor de Ptolemaeïsche en Romeinse tijd goed bekend. In de laatste geschiedde hij om de 14 jaren. Ieder moest dan terugkeren naar het dorp, waar zijn familie haar oorsprong had, vermoedelijk omdat zijn aangifte daar het best kon worden gecontroleerd.

Ditzelfde was zeker ook in andere landen het geval; voor Syrië kennen wij het gebruik uit het Evangelie van Lucas 2, 1 vlgg. Of het systeem overal hetzelfde was, is onzeker.

Onder census verstaat men ook de grootte van het vermogen, dat nodig was voor de bepaling van de stand. Zo spreekt men van een census, voorgeschreven voor de senatoren en de ridders; ook in de keizertijd wordt daarvan gewag gemaakt.

PROF. DR D. COHEN.

< >