is het Latijnse woord voor ruiters of ridders. Bij de Romeinen was de dienst als ruiter in het leger (en in verband hiermee ook het recht om in de riddercenturiën te stemmen) een voorrecht van de rijkste burgers, mochten zij de ambtelijke loopbaan volgen en dus ook senator worden of niet. Op de duur echter, toen Rome ook in economisch opzicht sterk ging uitgroeien en handel en bedrijf er tot belangrijke ontwikkeling kwamen, ontstond er naast de senatorenstand, die zich de toegang tot het zakenleven ontzegd zag en voor zijn inkomsten aangewezen was op het grondbezit, langzamerhand een tweede stand, die die rijke burgers omvatte, welke hun geld verdienden met handel en bedrijf en zich daarom de toegang tot de ambtelijke carrière en dus ook tot de senaat versperd zagen.
Deze tweede stand groeide op de duur uit tot een officieel erkende ridderstand: zij die er toe behoorden gingen equites heten. Het is Gaius Gracchus geweest (z Rome, geschiedenis en Gracchus, Gaius), die de stoot hiertoe gaf door de rechtspraak aan de senatoren te ontnemen en aan de tweede stand op te dragen; en deze tweede stand heette ridderstand, omdat men hen, die de ambtelijke loopbaan volgden en senator werden, uit de ruiterdienst in het leger (en dus ook uit de riddercenturiën) ging weren en deze dienst reserveerde voor de tweede stand. Het waren de zakenmensen van de ridderstand, die met name ook de tollen en belastingen plachten te pachten (publicani).In de keizertijd ging de ridderstand ook in het ambtelijke leven een aanzienlijke rol spelen, doordat de keizers naast en als tegenwicht tegen de ambtelijke loopbaan van de senatorenstand een eigen ambtelijke carrière voor de ridderstand in het leven riepen.
Equites Singulares is de naam der keizerlijke lijfgarde, die uit niet-Romeinse soldaten (vooral Germanen, in het bijzonder Bataven) bestond. Onder Galba werden zij afgeschaft, maar herleefden weder in de tijd van Hadrianus of Trajanus als Equites singulares Augusti. Ook toen werd het corps uit de beste cavalerie van de provincie samengesteld, terwijl er ook enkele Romeinse burgers toe behoorden.
PROF. DR J. H. THIEL
Lit.: A. Stein, Der römische Ritterstand (München 1927).