Nederlands theoloog (Keulen 24 Jan. 1534 - Amsterdam? 15 Jan. 1615), ging in 1560 als Kartuizer monnik, onder invloed van het lezen van de Bijbel, de Loei van Melanchthon, de Confessiones van Augustinus en de geschriften van Brenz, tot de hervorming over. Hij was predikant in enkele Duitse gemeenten, in 1566 te Deventer, moest uitwijken naar Essen (1567’71), nam in 1568 deel aan het Convent van Wezel en stond in 1573 te Gorinchem.
Op de Synode van Dordrecht 1574 had hij, op grond van zijn zwing liaans-melanchthoniaanse opvattingen, bezwaar tegen sommige artikelen en achtte hij de godsdienstvrijheid geweld aangedaan. Op de dag van het ontzet van Leiden, waar hij reeds tevoren als predikant beroepen was, kwam hij daar aan; hij hield 8 Febr. 1575 in de Pieterskerk de openingsrede van de Universiteit, De Sacrosanctae theologiae laudibus. Enkele maanden trad hij ad interim als hoogleraar op en gaf colleges over de Brief aan de Galatiërs.In een conflict tussen de Leidse magistraat (Jan van Hout) en de kerkeraad over het recht van de overheid om predikanten te benoemen en over te plaatsen, de kerkeraad samen te stellen en daarop toezicht te oefenen, koos Coolhaes de zijde van de magistraat. Hij beschouwde de predikanten als dienaren der burgerlijke overheid. Dit bracht hem in een scherpe twist met zijn ambtgenoot Pieter Cornelisz en kostte hem de gunst van het volk, dat bijna niet meer bij hem ter kerk kwam. Van Hout gaf zijn Justificatie uit, de Prins trachtte te bemiddelen, Cornelisz werd afgezet en Coolhaes geschorst.
Op de Nat. Synode te Middelburg, 1581, weigerde Coolhaes te buigen en werden zijn geschriften (o.a. Apologia, 1580) veroordeeld. De Prov. Synode van Haarlem, 1582, zette hem af, maar de magistraat liet hem zijn tractement behouden.
In dat jaar legde hij verantwoording af in een Sentbrief en in een Cort eenuoudich en waerachtig verhad. Wel trok de Haagse Synode, 1586, zijn excommunicatie in, maar toen hij wegens zijn prediking weer moeilijkheden kreeg, vestigde hij zich te Amsterdam, waar hij met het distilleren van geneeskrachtige wateren in zijn onderhoud voorzag en nog verscheidene pamfletten schreef (o.a. Verantwoordinghe van Franck, 1598, tegen Marnix). Ook ergerde hij de Gereformeerden door het uitgeven van 7 allegorische prenten van algemeen godsdienstige aard (als kinderprenten tot in de tweede helft van de 18de eeuw herdr.). Ca 1608 verhuisde hij naar Gouda.
Coolhaes’ theologische standpunt is verwant aan dat van de nationaal-gereformeerden (Veluanus e.d.). Hij verwerpt de verkiezing en verdoemenis, leert dat ook ongedoopte kinderen kunnen zalig worden, legt de nadruk op practische vroomheid, strijdt voor tolerantie en is te beschouwen als een voorloper der Arminianen.
DR W. F. DANKBAAR
Lit.: H. C. Rogge, Caspar Jansz. Coolhaes (2 dln, 1856-1858); C.
P. Burger Jr, De Amsterdamse 'boekdrukkers en uitgevers IV (1915), Biogr. Woordenboek voor Prot. Godgeleerden in Ned., V (1934), alwaar verdere lit.