of Papayaceeën is de naam van een kleine plantenfamilie, met 45 soorten in tropisch Amerika en 2 in Afrika, houtgewassen met relatief dikke sappige stammen en meest geringe vertakking. De bladen staan aan de einden van stammen en takken dicht opeengedrongen en zijn enkelvoudig of handvormig-ingesneden, steun bladloos.
De bloemen hebben een 5-bladige kleine kelk en een 5-bladige sympetale kroon en zijn 1-slachtig of 2-slachtig, in het eerste geval van verschillende gedaante: de mannelijke bloemen met een lange, de vrouwelijke met een korte buis. Ook de okselstandige inflorescenties zijn in dit geval verschillend: de vrouwelijke kortgesteelde dichasiën, de mannelijke langgesteelde vertakte pluimen. Meeldraden zijn er 10 en het bovenstandige vruchtbeginsel, met korte vertakte stijlen, is 3-5-bladig, meest i-hokkig, met pariëtale zaadlijsten, de vrucht een veelzadige bes. Een rijk vertakt systeem van melksapvaten doortrekt alle delen der planten.
Niet minder dan 40 der soorten behoren tot het Zuidamerikaanse geslacht Carica L. De bekendste, C. Papaya L., de Meloenboom of Kalabasboom, uit Mexico afkomstig en daar waarschijnlijk door bastaardering van andere soorten ontstaan, wildgroeiend niet bekend, heeft 7-lobbige bladeren en langwerpige, gegroefde, op meloenen gelijkende vruchten, die wel eens ½ kg zwaar worden. Deze boom wordt in de tropen der gehele aarde wegens zijn eetbare vruchten gekweekt.
Hij wordt 6 m hoog en 6 dm dik. Zijn schors is glad en grijs en de bloemen 'zijn licht-geel of wit en welriekend. Hij groeit met verbazende snelheid en draagt het gehele jaar bloemen en vruchten. De vruchten zijn aanvankelijk groen, maar worden bij het rijpen geel en bevatten een sappig en welsmakend vlees en veel zaad.
Zij worden doorgaans vers en op de wijze van meloenen genuttigd. De onrijpe vruchten worden wel ingemaakt. Behalve mannelijke en vrouwelijke exemplaren treft men er ook met tweeslachtige bloemen aan. Hieruit ontstaan vruchten, die er anders uitzien dan die, welke uit vrouwelijke bloemen worden verkregen.
Bovendien komen tweeslachtige bloemen hier en daar aan mannelijke en vrouwelijke exemplaren voor. De bladeren van C. Papaya bevatten een bitter alkaloïd, carpaïne, dat als hartvergift werkt. De gele kleurstof in het vruchtvlees houdt men voor de oorzaak van het somtijds waargenomen verschijnsel, dat mensen, die veel papaya’s eten, op de duur een gele gelaatskleur krijgen.
Bladeren en vruchten bevatten een melksap, dat peptoniserende eigenschappen bezit, d.w.z. het melksap kan eiwitachtige stoffen verteren. Het enzym, waarop deze werking berust, heet papaïne of papayotine. Papaya-melksap, dat ook in de stam en in onrijpe vruchten voorkomt, vormt wegens de aanwezigheid van genoemd peptoniserend bestanddeel, in gedroogde staat of op andere wijze geconserveerd, een handelsartikel van enige betekenis. De meloenboom is op onze breedte in plantenkassen geen zeldzaamheid, evenmin als de er op gelijkende, maar eikenbladen dragende C. (syn. Vasconcellea) quercifolia Solms.