is de naam ener tweezaadlobbige, met de Rubiaceeën eng verwante plantenfamilie, die op het noordelijk halfrond en op de Andes ± 340 soorten van kruiden of heesters, soms met windende stengels, omvat. De bladeren zijn tegenoverstaand, zittend (en dan veelal samengegroeid) of gesteeld, enkelvoudig of samengesteld.
De bloemen staan in cymeuze inflorescentiën en zijn meest 5-tallig, tweeslachtig, radiair symmetrisch of zygomorph, sympetaal. Het vruchtbeginsel is onderstandig en 2- tot 5-hokkig met één of meer axillaire hangende zaadknoppen in elk hokje. De stijlen zijn gescheiden of verenigd, nu eens kort dan weer lang, en de vrucht is bes-of steenvruchtachtig, zelden een doosvrucht. In de zaden vindt men een vlezig endosperm met een klein embryo.
Tot deze familie behoren o.a. de geslachten Sambucus L. of Vlier, Viburnum L. of Sneeuwbal, Symphoricarpus L. of Sneeuwbes, Lonicera L. of Kamperfoelie, Diervilla Adans. of Weigelia, Linnaea Gron. en ten slotte het geslacht Leycesteria Wall. uit China en de Himalaya, dat de sierplant L. formosa Wall. opleverde.