Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Caius caesar augustus germanicus CALIGULA

betekenis & definitie

Rom. keizer, jongste zoon van Germanicus en Agrippina (Antium 31 Aug. 12 n.Chr. -Rome 24 Jan. 41 n. Chr.), Caius genaamd, maar dikwijls Caligula („soldatenlaarsje”) naar het soldatenpakje, dat hij als kleine jongen in het leger van zijn vader in Germanië placht te dragen.

In 37 volgde hij keizer Tiberius op.

In het begin werd zijn regering met vreugde begroet: hij verminderde de druk der belastingen, won de volksgunst door geschenken en privileges en schafte de beruchte processen wegens belediging van de keizer af. Spoedig echter gedroeg hij zich, in tegenstelling met zijn voorgangers en als eerste onder de Romeinse keizers, als absoluut heerser, met de neigingen van een Oosters despoot. Velen liet hij doden, o.a. Tiberius, de zoon van Drusus (Tiberius’ zoon), Macro, het hoofd der lijfwacht, die hem aan de regering had gebracht, en vele anderen. Oderint, dum metuant (Laat men mij haten, als men mij maar vreest) zou zijn lijfspreuk geweest zijn.

Hij eiste, eveneens in tegenstelling tot Augustus en Tiberius, zijn verering als god; ernstig verzet der Joden werd slechts verhinderd door zijn vroegtijdige dood. Om zijn verachting voor de Oudromeinse instellingen te tonen, maakte hij zijn paard tot consul. Ook krijgstochten naar Brittannië en Germanië maakte hij tot een bespotting. Ten slotte maakte (41 na Chr.) een samenzwering een eind aan zijn regering: hij werd door de officier van zijn lijfwacht Cassius Chaerea vermoord.

Hij wordt gewoonlijk voor krankzinnig gehouden. Anderen geloven, dat hij bewust het Oosters (Hellenistisch) koningschap wilde invoeren en daarom ook de residentie naar Alexandrië verplaatste. Zijn regering scheen eerst een verademing te brengen na die van Tiberius; in waarheid was zij een verre en wanstaltige voorbode van het dominaat, waartoe het Romeinse principaat zich in de loop der eeuwen zou ontwikkelen.

Lit.: H. Dessau, Römische Kaiserzeit, dl II: H. Sachs, Bubi Caligula (1932); J. P. v. d.

Balsdon, The emperor Caius (1934); L. Venturini, Caligola (Milano 1906); M. P. Charlesworth, The tradition about G. (Cambr.

Hist. Journ., 1933) J A. Passerini, Caligola e Claudio (Roma 1941).

< >