Vlaams priester-schrijver (Brugge 23 Oct. 1876 Moorslede 11 Febr. 1939), was een neef van Guido Gezelle, aan wie hij belangrijke studies wijdde, o.a. Guido Gezelle. Zijn frisse gedichten behoren tot de school van zijn oom en treffen slechts in Herbloei een meer persoonlijke, melancholische, toon. Daarentegen bezit hij als prozaïst, met zijn Westvlaams gekleurde, aan de impressionnistische beschrijvingstechniek verwante schetsen Uit het leven der dieren, een eigen plaats in de Vlaamse „woordkunst” van het begin der 20ste eeuw.
Bibl.: Poëzie: Primula Veris (Bussum 1903); Leliën der Dalen (Kortrijk 1909); Herbloei (Amsterdam 1923); De Kruisweg (Brugge z.j.). Proza: Uit het leven der dieren (Kortrijk 1908); De dood van Yper (oorlogsdagboek) (Amsterdam 1916); Vlaamsche Verhalen (Brussel 1923); Solitudo of acht dagen bij de Trappisten (Kortrijk 1927); Gethsemane (Kortrijk 1931). Studies: Guido Gezelle, 1830-1899 (Amsterdam 1918); Voor onze misprezen moedertaal (ibid. 1923); Zantekoorn van Guido Gezelle’s dichtveld (Brugge 1923); Uit ’t land en ’t leven van Guido Gezelle (Amsterdam 1928).
Lit.: J. Eeckhout, Litt. Profielen, I (Brugge 1925).