Belgisch plantkundige (Ledeberg bij Gent 8 Aug. 1878 - Antwerpen 22 Mrt 1924), promoveerde aan de Universiteit te Gent.
Onder leiding van Julius Mac Leod beoefende hij de plantkunde, vooral op het gebied van statistiek en erfelijkheid. Zijn verhandeling De statistische methode in de plantkunde en hare toepassingen op de studie van den invloed der levensvoorwaarden (1910) werd in 1908 met goud bekroond. Zijn lessen over erfelijkheidsleer werden na zijn dood door R. Naveau bezorgd (Antwerpen-Groningen 1927).
Assistent en in 1913 werkleider van de leergang van plantkunde, werd hij in 1916 tot hoogleraar benoemd in de door de bezetter vervlaamste universiteit te Gent, ambt, door hem aanvaard op de uitdrukkelijke voorwaarde, dat Julius MacLeod bij zijn terugkomst uit Engeland de leerstoel weder zou bekleden. Na de bevrijding werd hij uit zijn ambt ontzet, en vestigde hij zich als praktizerend geneesheer te Antwerpen. De Bruyker was een uitstekend bioloog; hij was secretaris van het Kruidkundig Genootschap Dodonaea en van de Vlaamse Natuur- en Geneeskundige Congressen.
Lit.: 25e Bot. Jaarboek Dodonaea (1934).
Waatze Gribberts BRUYLOFT
heet een in 1701 voor het eerst in Friese bewerking verschenen studentenklucht naar Westfaals voorbeeld, die een caricatuur van de Friese boer geeft; literair van betrekkelijk belang, maar van grote taalkundige waarde; in 1840 verscheen nog een (8ste) druk.
Lit.: G. A. Wumkes, Bodders 323; H. Jellinghaus, Liter.
Ver. 147; Grundr. d. germ. Philol. II 1, 386; A. Post ma, Tijdschr.
Ned. T. en L. XII (1893), 268.