Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CADZAND

betekenis & definitie

gemeente in het uiterste W. van Zeeuws-Vlaanderen aan de Wielingen, telt op 1468 ha (1946) 997 inw. (voor ruim go pct Protestants). De bodem bestaat uit zeeklei en een smalle duinstrook.

Akkerbouw overheerst; ruim 85 pct van de cultuurgrond is bouwland. Ongeveer 3/4 van de beroepsbevolking is werkzaam in de landbouw. De bedrijven, vnl. akkerbouwbedrijven, hebben een gemiddelde grootte van ruim 20 ha. Pacht overheerst; ongeveer 9 pct van de grond is in buitenlandse handen.

Het dorp Cadzand telde in 1930 496 inw. De rest der bevolking woont verspreid in de polders. Aan de kust een bescheiden badstrand.Cadzand werd reeds in 1112 genoemd en was in 1300 nog een eiland, door de duinen en aan drie zijden door het Zwin omgeven, ontstaan door de samenvoeging van 44 kleine poldertjes (zgn. „beginnen”), die, na achtereenvolgens bedijkt te zijn, in 1537 tot één polder, het oude land verenigd werden. Met Cadzand is reeds vroeg de op dezelfde wijze ontstane polder Zuidzande verenigd, in 1300 nog een onbedijkte opwas. Met Zuidzande en Retranchement (versterkingen door Maurits aangelegd om meester van het Zwin te blijven) één eiland vormend werd het 1640 door bedijking met het land van Groede verbonden. Lange tijd bijna zo goed als onbewoond, werd het in 1602 opnieuw gekoloniseerd (o.a. door Franse uitgewekenen).

Onder het „Land van Cadzand” verstaat men wel het gehele W. van Zeeuwsch-Vlaanderen, ten W. van de Braakman.

< >