Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CADUCA

betekenis & definitie

(Lat. meervoudsvorm van caducum, samenhangend met Lat. Cado, vallen, dus eigenl.: vallend of gevallen) was in het Romeinse recht de term voor op zichzelf geldige bevoordelingen die echter door de bevoordeelde niet konden worden genoten ten gevolge van de bepalingen van de zgn. huwelijkswetten van keizer Augustus (lex Iulia et Papia Poppaea, ook wel lex Iulia caducaria geheten, van 9 v. Chr.).

De voornaamste gronden van deze gehele of gedeeltelijke onbevoegdheid om te verkrijgen (jus capiendi) waren de ongehuwde staat en voor gehuwden kinderloosheid. Het hun toegedachte kon dan onder bepaalde voorwaarden door andere ingestelde erfgenamen en legatarissen, die wel gehuwd waren en drie kinderen hadden (heredes patres en legatariipatres) of ten slotte door de staatskas (aerarium offiscus) worden gevorderd (caducorum vindicatio).Lit.: P. F. Girard, Manuel élémentaire de droit romain (8e éd. 1929), blz. 935 v.; A. F.

Rudorff, Ueber die Caduc. vindicatio in Ztschr. f. geschichtl. Rechtswiss., dl 6 (1828); A. Levet, La quotité disponible et les incapacités de recevoir, in: Revue histor. de droit (1935), blz. 195 v.

< >