Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

BRITSE RIJK

betekenis & definitie

Het (The British Commonwealth and Empire) is samengesteld uit: A. Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Kanaaleilanden en het eiland Man; B. de Ierse Vrijstaat en de Dominions; C. de Koloniën en verdere onderdelen (Dependenties); D. de Protectoraten en E. (tot zekere hoogte) de Mandaatgebieden.

Het is een bijeenvoeging van allerlei landen en landstreken, van allerlei volkeren en nationaliteiten. De rijkseenheid vindt eigenlijk alleen haar verbindende kracht in de kroon. De titel van de koning is door het parlement van 1917 vastgesteld als „(George V), by the Grace of God, of Great Britain, Ireland and the British Dominions beyond the Seas King, Defender of the Faith, Emperor of India” (laatstgenoemde titel is in 1948 vervallen).Reeds het moederlandse gebied bestaat uit een aantal landschappen en bevolkingsdelen, welke niet door een enkele grondwet met elkander verbonden zijn, doch welker samenhang berust op een groot aantal afzonderlijke wetten en op het gewoonterecht. Het koninkrijk Engeland maakte zich door verovering meester van Wales, dat nimmer een zelfstandige staat heeft gevormd. Sedert werd Wales, hoewel steeds naast Engeland afzonderlijk genoemd, daarmede als één koninkrijk bestuurd (England and Wales). Schotland was steeds een afzonderlijk koninkrijk geweest; doch tijdens de regering van koningin Anna, toen beide landen door een personele unie met elkaar verbonden waren, traden zij (in 1707) tot elkaar en werd het Verenigd Koninkrijk Groot-Brittannië (United Kingdom of Great Britain) gevormd. (Eén vorst, één parlement, één tolstelsel, één buitenlandse politiek.

De locale wetgevingen bleven verschillend). Ierland is sedert de 12de eeuw steeds door Engeland als een veroverd koloniaal gebied beschouwd. Het was een aan de kroon behorend wingewest; in 1542 nam Hendrik VIII de titel van koning van Ierland aan. Wel is het een tijdlang (na 1652, gedurende de Republiek) geannexeerd geweest en later (1782-1800) een onafhankelijk koninkrijk, dat alleen door een personele unie met het Verenigd Koninkrijk verbonden was, doch in de igde eeuw werd het als onafscheidbaar derde lid in het Verenigd Koninkrijk (United Kingdom of Great Britain and Ireland) opgenomen.

Tot dit Verenigd Koninkrijk hebben twee gebiedsdelen steeds in een meer los verband gestaan, nl. het eiland Man in de Ierse Zee en de Kanaaleilanden, overblijfsel van het Engelse gebiedsbezit in Frankrijk. Man heeft nog steeds zijn eigen bestuur en zijn eigen volksvertegenwoordiging behouden; de Kroon is er alleen vertegenwoordigd door een gouverneur. Hetzelfde geldt voor het eiland Jersey; de Kroon is op dit Kanaaleiland door een lieutenant-governor vertegenwoordigd. Ook Guernsey (w o.

Sark ressorteert) en Alderney hebben ieder hun zelfstandig bestuur; deze beide eilanden hebben echter gezamenlijk een lieutenant-governor als vertegenwoordiger van de Kroon.

Uit het Verenigd Koninkrijk nu heeft zich het eiland Ierland in de loop van de 20ste eeuw weer weten los te maken. In 1921 werd de uittreding bij verdrag bekrachtigd. Tegen een uittreding in vereniging met de rest van het eiland had echter Noord-Ierland (Ulster enz.) bezwaar. Dit overwegend Protestantse gebied scheidde zich af en kreeg (1922) een eigen parlement, hoewel het bovendien nog steeds zijn afgevaardigden blijft zenden naar het Huis van Afgevaardigden (House of Commons) te Londen.

Werd aanvankelijk nog gesproken van het Verenigd Koninkrijk Groot-Brittannië en Noord-Ierland (,,U.K. of Gr. Britain and Northern Ireland”), thans raakt de naam Verenigd Koninkrijk meer op de achtergrond en spreekt men veelal alleen van Great Britain and Northern Ireland. De rijksregering is in Noord-Ierland vertegenwoordigd door een gouverneur. Het grootste deel van Ierland is in 1921 uitgetreden en heeft zich geconstitueerd als de Ierse Vrijstaat (the Irish Free State; Saorstat Eireann); het wil geen afhankelijkheid van de rijksregering te Londen erkennen en wordt dan ook thans als geheel zelfstandig en gelijkgerechtigd lid in de langzamerhand gegroeide en in ig26 op de Britse Rijksconferentie te Londen gevormde statenbond (British Commonwealth of Nations; Brits gemenebest van staten) beschouwd.

In het Britse koloniale rijk waren nl. de Europese volksplantingen langzamerhand dermate tot zelfstandigheid opgegroeid en ontwikkeld tot „selfgoverning dominions”, kortweg aangeduid als „dominions”, dat door haar gelijke plaats naast het Moederland onder de Britse Kroon werd opgeëist. De Rijksconferentie („Imperial Conference”) van 1926 omschreef de dominions als (vrij weergegeven) : „Autonome gemeenschappen binnen het Britse Rijk, gelijk in ,status’, in geen enkel opzicht aan elkaar ondergeschikt, noch in binnen- noch in buitenlandse aangelegenheden, hoewel verenigd door een gemeenschappelijke trouw aan de Kroon, en geheel vrijelijk verenigd als leden van het Britse gemenebest van naties” („Autonomous Communities within the British Empire, equal in status, in no way subordinate one to another in any aspect of their domestic or foreign affairs, though united by a common allegiance to the Crown, and freely associated as members of the British Commonwealth of Nations”). Deze nieuwe status van de dominions werd in Dec. 1931 door het „Statute of Westminster” wettelijk bekrachtigd. Formeel behoort India, dat in 1947 uiteenviel in Hindostan en Pakistan, nog tot de dominions; echter werd volgens besluit van 20 Febr. 1947 het Britse bestuur er van teruggetrokken.

Thans, 1948, is de toestand in India nog met tot klaarheid gekomen.

Als een verrassing kwam in 1947 de aankondiging, dat met ingang van 1 Jan. 1948 Birma geheel onafhankelijk zou worden. Het bleef zelfs geen dominion.

Alle overige gebieden van het rijk, „voor zover niet zijnde ,beschermde’ gebieden of staten” (Protectorates; Protected States; deze zijn door verdragen aan het rijk verbonden), worden thans met de term kolonie (Colony) aangeduid, dat is afkorting van de officiële benaming „Colony not possessing responsible Government”. Sommige dezer koloniën hebben wetgevende lichamen gekozen, sommige hebben ook zelfs die niet. Voor zover bij overigens toegekend zelfbestuur de Kroon het uiteindelijk recht van spreken heeft, en dus het toezicht op de wetgeving houdt, worden zij aangeduid als Kroonkoloniën (Crown Colonies). Een bijzondere positie neemt nog Zuid-Rhodesia in, dat wel een eigen zelfbestuur heeft gekregen, doch dat nog niet onder de dominions valt; dit wordt thans aangeduid als „Selfgoverning Colony of Southern Rhodesia”.

Eindelijk omvat sedert de vredesverdragen na Wereldoorlog I het Britse koloniale rijk nog een deel der vroeger tot Turkije en tot Duitsland behoord hebbende gebieden; daarover is door de Volkenbond aan de Kroon of aan een der dominions een mandaat (een bestuursopdracht) verleend. Deze gebieden zijn: Samoa, N.O.-Nieuw-Guinee, Irak, Palestina, Transjordanië en enige vroegere Duitse koloniën in Afrika (Z.W.-Afrika, Tanganjika, Togo en een deel van Kameroen). Irak en Transjordanië zijn resp. in 1932 en in 1946 onafhankelijke koninkrijken geworden en maken dus thans geen deel meer uit van het Britse Rijk. Op 15 Mei 1948 hebben de Engelsen zich uit Palestina teruggetrokken.

De verhouding tussen Arabieren en Joden is uiterst gespannen en het is nog niet duidelijk hoe de politieke structuur zal worden. De Ierse Vrijstaat heeft in Nov. 1948 de banden met de Britse Kroon verbroken.

Terwijl het „Dominion office” te Londen de verbindende schakel vormt met de dominions, is het „Colonial office” (met 7 afdelingen) dit voor de koloniën, protectoraten en mandaten.

PROF. W. E. BOERMAN

Lit.: James T. Adams, On the term „British Empire” in Americ. Hist. Rev. dl 27 (1922) blz. 485 v.; Sir G.

P. Lucas, A Histor. Geogr. of the Brit. Dom., Oxford U.

P., 8 dln (1887-1923); A. Berriedale Keith, Responsible Govemrr». in the Dominions, 2 dln (1928); A. Hettner, Englands Weltherrschaft (4de dr. 1928); W. Y.

Elliott, The New British Empire (1932); H. E. EgertonA. P.

Newton, A short hist. of Brit. Colon. policy (1932); A. Berriedale Keith, Constitut. Law of the Brit.

Dom. (1933); Ramsay Muir, A short Hist. of the Brit. Commonw... 2 dln (5Ü1 ed. 1934); A. B. Keith, The Govemments of the Brit.

Empire (i93ö); L. G. A. and C. M.

Knowles, The Econom. Developm. of the Brit. Overseas Emp., 3 dln (1924-1936); A. Berriedale Keith, The King and the Imp.

Crown (1936); A. J. P. Tammes, De rechtsbetrekkingen der leden van het Britsche Gemeenebest, onderling en in het Volkenrecht, Diss.

Groningen (1937); A. Berriedale Keith, The Dominions as Sovereign States (1938); W. I. Jennings and C.

M. Young, Constitut. Laws of the Brit. Emp. (1938) 5 C.

Clark, The Crown Colonies and their history (1939); J. A. R. Marriott, The evolution of the Brit.

Emp. and Commonw. (1939) > R- B. S te wart, Treaty relations of the Brit. Commonw. of Nations (1939); Cambridge Hist. of the Brit. Emp., 8 dln (1929-1940); Ernest Barker, The Ideas and Ideals of the Brit.

Emp. (1941); W. K. Hancock, Survey of Brit. Commonw.

Affairs, Vol. I, Problems of Nationality 1918-1936, Vol. II, Problems of Econom. Policy 1918-1939 (Oxford 1937-1942); W.

E. Simnett, The Brit. Colon. Empire (1942); Evans Lewin, Best Books on the Brit.

Emp. (Royal Emp. Soc.) (1943); W. P. Morrell, A Select List of Books rel. to the Hist. of the Brit.

Commonw. and Empire Overseas (Histor. Ass. Pamphlet no 130) (1944); J. A.

Williamson, A Short Hist. of Brit. Expansion, 2 dln (3rd ed. 1943-1944); R. F. Wery, De ontwikk. van India binnen de Britsche Commonwealth, Diss.

Leiden (1948); The British Empire ed. by H. Bolitho (met krtn en illustr.) (London 1948). Zie voor verdere lit. bijv.: Evans Lewin, Subject Catalogue of the Royal Empire Society, dl I (1930) blz. 1-139.