het grootste deel van Ulster (Iers: Cuigh Uladh), dat niet met Ierland de afscheiding van het Verenigd Koninkrijk wenste, is thans een autonoom deel van genoemd Koninkrijk. Het is een 13 565 km2 groot gebied in het N.O. van Ierland en telt (1949) 1 359 800 inw.
Voor natuurlijke gesteldheid, delfstoffen, klimaat en begroeiing z Ierland. De bevolking van NoordIerland is vooruitgaande geweest: in 1911: 1 250 530 inw., in 1934: 1 280 000 inw., d.i. 94 per km2. Doch in de graafschappen Armagh, Fermanagh en Tyrone was in 1937 achteruitgang te constateren. Voor verdeling der graafschappen Z kaart Groot-Brittannië en Ierland.Noord-Ierland is voor ruim 1/4 Anglicaans, ca ¼ Presbyteriaans en, in tegenstelling tot het R.K. Eire, slechts voor 1/3 R.K. Het aantal Methodisten bedraagt ca 4 pct. De R.K. vormen in Antrim slechts ruim 20 pct, in Fermanagh en de stad Londonderry echter ruim 56 pct. Zowel voor de R.K. als voor de Anglicanen vormt Noord-Ierland een kerkelijke provincie onder de naam Armagh. Er zijn één Anglicaans aartsbisdom en 3 bisdommen en één R.K. aartsbisdom en 4 bisdommen.
De Queen’s University of Belfast werd in 1849 als een college van de Queen’s University of Ireland gesticht, doch werd in 1908 een zelfstandige universiteit. Er zijn ca 2700 studenten.
Bij de „Government of Ireland Act” van 1920 werd voor Noord-Ierland een eigen opperste gerechtshof ingesteld en ook overigens het rechtswezen afzonderlijk geregeld.
De belastingen worden door de rijksambtenaren geïnd. Voor de kosten hiervan wordt een zeker (telkens door de Joint Exchequer Board van 3 leden) te bepalen percentage aan het rijk terugbetaald. Met de gewone bijdrage aan het rijk maakt dit ongeveer 20 pct van de inkomsten. Er blijven dus ca 80 pct (d.i. ca 9-10 mill. £) per jaar over voor de bestrijding van de kosten van provinciale administratie, verzekeringen en pensioenen, politie, gevangeniswezen, openbare werken, handelsdiensten enz.
Landbouw is het hoofdmiddel van bestaan, met een sterke nadruk op de veehouderij; haver, aardappelen en hooi vormen de hoofdgewassen, daarnaast wordt nog een weinig vlas, voederbieten, gerst en tarwe verbouwd. De veestapel omvat vnl. rundvee en schapen. De bedrijven zijn in het algemeen zeer klein. Onder invloed van de Land Purchase Act neemt de eigendom sterk toe. Voor de visserij is vnl. de haringvangst van betekenis. Kolen bezit Noord-Ierland zo goed als niet.
De mijnbouw levert vnl. bazaltklei, krijt, grint en zand, verder wat ijzeroer, turf, gips, steenzout en diatomeeënaarde. De industrie, die vooral in en om Belfast is samengetrokken, bepaalt zich in hoofdzaak tot de linnennijverheid en de scheepsbouw. Andere industriële producten zijn: kabels en touwwerk, textielmachines, kleding, biscuits en spiritualiën.
Het spoorwegverkeer wordt in hoofdzaak door 2 maatschappijen bediend, die samen ruim 1000 km normaalspoor bezitten. Geregeld goederen- en personenvervoer bestaat tussen Belfast en Haysham en Belfast en Liverpool en Glasgow. Bovendien heeft de luchthaven Nutt’s Corner (bij Belfast) geregelde diensten o.m. op Londen, Liverpool, Manchester en Glasgow.
Lit.: A. S. Quekett, The Constitution of N. I. (3 dln, 19281947); G. Fa lis, The Birth of Ulster (1936).