worden gevormd door betrekkelijk waardeloos gruis te persen tot grotere stukken. Ook bleek het lonend om zachte brandstoffen, zoals bruinkool en turf, in steviger stukken om te zetten.
Hieraan dankt de briketindustrie haar bestaan.
Houtskoolbriketten beantwoorden aan de vraag naar een soort briketten, die lange tijd langzaam doorgloeien, bijv. voor gebruik in ouderwetse kerkstoven; zij bestaan uit gemalen houtskool die met behulp van klei is samengebonden. Meestal is dan nog een speciale stof (bijv. bruinsteen) toegevoegd, die door zuurstofafgifte de briket beter doet gloeien.
Turfbriketten worden ook in Nederland vervaardigd. In Ierland, Denemarken en Zweden bestaat voor turfbriketten een zeer grote interesse. Het doel van de vervaardiging van turfbriketten in die landen is het verkrijgen van een brandstof voor industriedoeleinden. Daarnaast bestaat dan het voordeel, dat het ontgonnen veengebied, hetwelk als zodanig waardeloos is, voor andere doeleinden (landbouw) kan worden gebruikt.
Daarom worden experimenten over turfbrikettering in die landen van staatswege gesteund of ondernomen.
Bruinkoolbriketten worden vervaardigd nadat ruwe bruinkool, die ca 50 pct water bevat, eerst gebroken is. De grove, harde stukken worden in eigen bedrijf verstookt, het fijn gaat naar lange, schuinliggende, roterende trommels, waarin het bij ongeveer 85 gr C wordt gedroogd. Het bruinkoolfijn wordt gedroogd tot een watergehalte van ongeveer 14-17 pct. Het is dan nog niet direct voor de briketfabricage geschikt, omdat de allerfijnste kool een lager watergehalte heeft dan de grovere korrels.
Daarom passeert het gedroogde fijn eerst een koelinrichting, waarin het, ter gelijkmatige verdeling van het watergehalte, enige tijd verblijft. Daarna wordt het in een stempelpers, zonder toevoeging van enig bindmiddel, tot briketten geperst. Het persen heeft plaats onder een druk van ongeveer 1500 kg/cm2. Bruinkoolbriketten worden in verschillende vorm vervaardigd.
Het best bekend is de lange slofvorm, daarnaast worden ook kleine schijfvormige industriebriketten vervaardigd, die bij een doorsnede van ca 6 cm een hoogte van 4 cm bezitten. In Nederland fabriceert de bruinkoolgroeve Carisborg bruinkoolbriketten.
Steenkoolbriketten worden vnl. gemaakt van mager fijnkool. Vet fijnkool komt hiervoor niet in aanmerking, daar dit veel beter via de cokesbereiding in stukkige brandstof (cokes) kan worden omgezet. Voor het maken van briketten wordt de fijnkool eerst gedroogd en daarna, onder verhitten, goed gemengd met 4-8 pct steenkoolteerpek. Dit mengsel wordt daarna in persen, of op walsen geperst.
In Nederland werden in 1938 ongeveer 1,26 mill. ton briketten vervaardigd (eier- en blokbriketten samen). Deze hoeveelheid was als volgt over de fabricerende mijnen verdeeld: Oranje Nassau 0,5; Wilhelmina 0,4; Laura en Vereeniging 0,16; Willem Sophia 0,13 en Domaniale 0,07 mill. ton.
Blokbriketten worden in de industrie gebruikt, eierbriketten vinden meestal toepassing als huisbrand. Zij hebben echter het nadeel sterk te roeten als gevolg van de aanwezige pek. Om dit roeten te ontgaan, heeft men de briketten wel eerst in ovens verhit en de pek afgedestilleerd. Daarbij houdt de briket haar vorm.
Ook heeft men wel mageifijn met goed bakkend vetfijn gemengd, dit geperst en het persstuk verhit tot een soort cokes. Dit verhitten gebeurt meestal bij betrekkelijk lage temperatuur (vorming van laagtemperatuurcokes, ook wel halfcokes genoemd) om een gemakkelijk brandbare brandstof te krijgen. In Nederland is deze wijze van werken nog niet ingevoerd, in België, Frankrijk en ook in Engeland heeft zij echter toepassing gevonden. Een dergelijke kunstmatige brandstof wordt in België onder de naam Anthralux verhandelt.
Ook spreekt men in dit geval wel van kunstmatige antraciet.
Een ander middel om het roeten van briketten
te ontgaan is de toepassing van andere bindmiddelen dan pek. Een tijdlang is hiervoor sulfietloog (een afvalproduct van de papierindustrie) gebruikt, dat zich echter niet heeft kunnen handhaven.
Het beste resultaat dat in deze richting werd verkregen is het meteoorblokje. Hierbij is aan fijn gemalen magerfijn ongeveer 11 pct aardappelmeel en 2 pct waterglas toegevoegd.
D. J. W. KREULEN F. INST.