Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bouwput

betekenis & definitie

of funderingsput is de door uitgraving verkregen tijdelijke put van zodanige diepte en uitgestrektheid, dat het in de grond komende gedeelte van het gebouw, in het bijzonder fundering en kelders, daarin kan worden opgetrokken. De uitgraving geschiedt onder geschikt beloop, waarvan de teen meermalen tegen uitzakken moet worden gesteund door afheiing of rijswerk.

Wanneer de uitgraving tot het grondwater is gevorderd, moet dit verwijderd worden om het graafwerk tot de vereiste diepte te kunnen voortzetten. Dit geschiedt op tweeërlei wijze, nl. 1. door zgn. open of oppervlaktebemaling, waarbij het water door geulen of goten naar één, soms meer punten wordt geleid en daar door met de hand of machinaal gedreven pompen wordt weggepompt, en 2. door zgn. bronbemaling, waarbij rondom de put een aantal bronnen wordt geplaatst, waaruit het water zodanig wordt weggezogen of weggepompt, dat in de bouwput geen water meer zichtbaar is en de uitgraving in den droge kan worden voortgezet. Soms ontbreekt de ruimte om de bouwput met geschikte belopen aan te leggen, in welk geval de uitgraving over een deel der diepte plaats heeft binnen soms sterke afheiingen.Naar de eisen van het werk wordt de bouwput om het voltooide werk weder geheel of gedeeltelijk aangevuld.

PROF. IR J. NELEMANS

Lit.: M. B. N. Bolderman en A. W. C.

Dwars, Beknopt leerb. d. waterbouwk. (3de dr., Amsterdam 1933); B. F. Plasschaert, Leerb. d. bouwkunde (2 dln, 3de dr., Arnhem 1917); L. Brennecke, Grundbau, 1 dl (4de dr., Berlin 1927); O. Franzius, Der Grundbau (Berlin 1927); J. A.

Ringers, Bouw der nieuwe schutsluis te IJmuiden (De Ingenieur 1924 en 1925); J. J. I. Sprenger, Vernieuwing van de Koninginnebrug te Rotterdam (onderbouw) (De Ingenieur 1929); W. H. Brinkhorst en C. de Groot, Keersluis te Vlissingen (De Ingenieur 1929); A. Schoklitsch, Der Grundbau (Wien 1932).