Nederlands toneelspeler (Middelharnis 5 Sept. 1842 - Amsterdam 28 Apr. 1925), werkte reeds op zijn 6de jaar in een toneelspel mede. Met zijn zuster Theo Mann-Bouwmeester en zijn broer F.
A. L. Bouwmeester vormde hij het beroemde toneelgeslacht der Bouwmeesters. Het toneel was niet zijn zelfgekozen loopbaan (hij wilde naar zee), maar zijn vader bestemde hem voor de planken en deed hem in 1861 in grotere en kleinere rollen optreden. Vervolgens leidde hij geruime tijd een zwervend leven en was als ondergeschikte of als directeur verbonden aan verschillende toneelgezelschappen te Rotterdam, Amsterdam en op andere plaatsen, waar hij zijn talent vaak verspilde aan allerlei draken. Eerst in 1879 kreeg hij vaste voet door zijn engagement bij het Nederlands Toneel, waar hij weldra grote naam verwierf.
In 1882 ontving hij van Willem III de grote gouden medaille voor Kunsten en Wetenschappen. In 1902 verliet hij het Nederlands Toneel, om zelf als directeur op te treden van het Haarlems Toneelgezelschap, dat echter niet lang bestond. In 1903 trad hij enige malen op te Parijs en te Londen. Later maakte hij een paar tournees door Indië, reisde met een klein ensemble in Holland rond, met een programma van sensatiestukken, vervulde gastrollen bij Heyermans’ Toneelvereniging en nam in 1913 een engagement bij dit gezelschap aan. In 1914 werd hij weder aan het Nederlands Toneel verbonden.Bouwmeester vertolkte op onnavolgbare wijze een groot aantal rollen van het klassieke en romantische repertoire. Zijn creaties in Voerman Henschel, als Shylock, in de Kroeg en de Greep zijn onvergetelijk. In zijn jonge jaren speelde hij ook het comische genre (Sancho Panza, Autolycus in Winteravondsprookje), maar later beperkte hij zich tot het tragische genre. In het eerste deel van zijn loopbaan vond hij zijn grootheid in de barokke pracht en het meeslepende pathos van het melodrama, met zijn achtergrond van klassiek geschoold en altijd groots gebaar; later blonk hij in de naturalistische school niet minder uit.
Lit.: J. H. v. d. Hoeven, Louis B., 50 jaren tooneel (1910); Cor van Dommelshuyzen Jr. Louis B. 1842-1942; C. Hissink, Louis B.’s Shylock-creatie (1910).