geneesheer en humanist (Antwerpen 11 Juli 1511 - Kopenhagen 5 Sept. 1560), was in het College te Antwerpen leerling van Nicolaus Buscoducensis, te Leuven van Conrad Goclenius (filosofie en welsprekendheid), Rutger Rescius (Grieks) en Nic. Glenardus (Grieks en Hebreeuws).
In 1529 ging hij te Parijs zijn studies voortzetten (filosofie en geneeskunde), maar geldnood dwong hem leraar in Grieks en Hebreeuws te worden aan het College te Lisieux en daarna in dienst te treden van de bisschop van Mende; na 1538 hernam hij de studie van de geneeskunde te Montpellier, werd weer princeps van het College te Carpentras, reisde 1540 naar Italië, verwierf te Bologna het doctoraat en werd eindelijk leraar in anatomie en chirurgie te Antwerpen (1541). Later ging hij naar Hamburg, werd professor in de medische wetenschap te Rostock en ten slotte professor en daarna rector te Kopenhagen. Hij schreef in hoofdzaak over geneeskunde, o.m. Ennarationes in sex libros Galeni de tuenda valetudine (1605).Lit.: Biog. Nat. d. Belg. 2, 705.