naam van een familie die Frankrijk verliet na de opheffing van het Edict van Nantes (1685) en zich te Amsterdam vestigde. Van haar leden vermelden wij:
Jean Henry Guillaume
(Amsterdam 30 Mrt 1817 - 29 Apr. 1870), promoveerde te Leiden in de rechten (1840) en vestigde zich daarna als advocaat te Arnhem, waar hij tevens redacteur was van het oppositieblad de Arnhemsche Courant. Als vriend van Thorbecke toonde hij zich een warm voorstander van de Grondwetsherziening van 1848. Ook was hij secretaris van de Kamer van Koophandel te Arnhem en van 1860-’70 lid van de Prov. Staten van Gelderland.
Bibl.: Wat is plaatselijke belasting? (1852); De wet op de onteigening ten algemeene nutte van 28 Augustus 1851 in hare beginselen en strekking toegelicht (1853, 2e dr. 1908); De gemeentewet, opgehelderd door eene aanteekening, geput uit de officieele bij de wetgevende macht gewisselde stukken enz. (1864).
Lit.: Ch. Boissevain, Onze voortrekkers (1906), 437/439; B. H. Boissevain, Stamboek der Boissevains (Amsterdam 1937).
Jan
(Amsterdam 12 Dec. 1836 - Bellagio, Comomeer, 13 Mei 1904), een der voornaamste handels- en scheepvaartmagnaten van het 19de-eeuwse Amsterdam. Reeds in 1858 werd hij opgenomen in de firma Boissevain & Co, kooplieden, assuradeurs en reders. Zijn energie beperkte zich niet tot deze zaak (opgeheven in 1882) alleen. IJverig bevorderde hij de opkomst der stoomvaart. Van de opening van het Suez-kanaal verwachtte hij grote voordelen voor zijn geboortestad. Zo werd hij de stuwende kracht bij de oprichting van de Stoomvaartmij „Nederland” (1870), als welker directeur hij optrad.
Van belang voor de „Nederland” was het, dat de cultuurmaatschappijen in Ned. Oost-Indië stevig gefundeerd waren, dat met de ontginningen voortgang werd gemaakt en dat de oogsten in omvang toenamen. Toen dan ook in Nov. 1884 enige voorname ondernemingen, welker kapitalen waren vastgelegd, zeer zwak kwamen te staan, zag hij, te zamen met vijf anderen, kans, in enkele dagen 90 millioen bijeen te brengen, waarna de oprichting volgde der Ned.-Indische Landbouwmaatschappij. Hiermede was een geweldige krach voorkomen. In 1888 kwam op initiatief van hem de Kon. Paketvaartmaatschappij tot stand. Voortaan functionneerde de vrachtvaart tussen de eilanden van de Archipel op uitmuntende wijze.
Bij al zijn bezigheden vond de groot-koopman nog gelegenheid aan het staatkundig leven deel te nemen. Van 1868-1873 was hij lid van de Amsterdamse gemeenteraad, van 1882 tot zijn dood bijna onafgebroken van de Prov. Staten van Noord-Holland. Als overtuigd voorstander van vrijhandel verdedigde hij in de politiek de liberale beginselen.
J. Z. KANNEGIETER
Lit.: Ch. Boissevain, Onze voortrekkers (A’dam 1906); M. G. de Boer, Gedenkb. der Stoomv. Mij Nederland (A’dam 1920); Id., Geschied, v. d. Amst. stoomvaart, II (A’dam 1922); J. J.
Moerman en T. Klijnhout-Moerman, Grote Nederlanders (’s-Gravenhage-Batavia z.j.).