Sovjet-Russisch ruitergeneraal (1883), is geboortig uit boerenouders in het Donbekken. In de Russisch-Japanse oorlog en in Wereldoorlog I was hij sergeant.
In de Burgeroorlog tegen de contra-revolutionnaire generaals klom hij op tot generaal en hij behaalde in die oorlog en in de oorlog tegen Polen (1920) met zijn ruiters een reeks schitterende overwinningen, die hem tot een populaire figuur in de Sovjet-Unie maakten. In 1923 werd hij lid van de Revolutionnaire Oorlogsraad der SovjetUnie en in 1924 inspecteur van de cavalerie van het Rode Leger. In 1941, gedurende de eerste maanden van de Russisch-Duitse oorlog (zie Wereldoorlog II), commandeerde hij de zuidelijke sector van het front. Hij bleek niet tegen de Duitse aanval opgewassen. Zijn legergroep werd met zware verliezen teruggedreven en de Duitsers konden doorstoten tot Rostow. Boedjonnij werd vervangen door Timosjenko en zelf, samen met Worosjilow, belast met de vorming van nieuwe Russische legers in het achterland, van welke taak hij zich uitnemend kweet.Lit.: S. Leonidow, Boedjonnij-wozjdj Krasnoi Konnitsy (Leningrad 1925); I. Babel, Konarmija (Ruiterleger, 1925; vele vertalingen).